Centrum Informatie en Documentatie Israel > Arabisch-Israelisch conflict
——————————————————————————–
Arabisch-Israelisch conflict
CIDI publicaties
On-line publicatie: Israels bestuur over de Westoever en Gaza 1967-1994
On-line publicatie: De akkoorden tussen Israel, de PLO en Jordanie
Gedrukte publicaties: Relatie tot Palestijnen en staten in de regio en De Palestijnen
Veelgestelde vragen
Wie is verantwoordelijk voor de eind september 2000 begonnen geweldsgolf (de ‘tweede intifada’)?
Hoe komt het dat er meer Palestijnse slachtoffers zijn gevallen? Telt een Palestijns leven niet?
Wat kwam eerst - terrorisme of ‘bezetting’?
Zijn geweld en vredesbesprekingen te combineren?
Waarom trekt Israel zich niet terug uit de in 1967 veroverde gebieden?
Heeft het geweld een economische achtergrond?
Hoe moet men omgaan met de Palestijnse aanspraken op het zogenoemde ‘recht op terugkeer’?
Is vreedzame coëxistentie tussen Israel en de Palestijnen mogelijk?
Hoe betrouwbaar is Arafat?
——————————————————————————–
1. Wie is verantwoordelijk voor de eind september 2000 begonnen geweldsgolf (de ‘tweede intifada’)?
In het tumult dat het Midden-Oosten de afgelopen periode, sinds september 2000, heeft overspoeld worden soms drie simpele, maar belangrijke feiten uit het oog verloren:
dat de Palestijnen met voorbedachte rade het geweld zijn begonnen;
dat de Palestijnse Autoriteit een vergaand vredesaanbod van de Israelische premier Barak hebben afgewezen;
dat de Palestijnse gewelddadigheden al waren begonnen, voordat Ariel Sharon, toen nog oppositieleider, de Tempelberg in Jeruzalem opging.
Volgens een onderzoek van de Israelische opiniepeiler, Dahaf op 13 mei 2002 is 63% van de Israeli's voorstander van een Palestijnse staat in het kader van het een vredesregeling. Land in ruil voor vrede is steeds het beleid van de opeenvolgende Israelische regeringen geweest. In 1967, onmiddellijk na het in handen krijgen door Israel van de Westelijke Jordaanoever, Gazastrook, Golanhoogte en de Sinaiwoestijn verklaarde de toenmalige premier van Israel Eshkol bereid te zijn deze gebieden weer te ontruimen in ruil voor vrede. De Arabische landen en de PLO wezen dit aanbod op de topconferentie in Khartoem op 1september 1967 af.
Onderhandelingen zijn tot op heden de enige manier geweest om Israel tot het opgeven van bezet gebied te brengen. In 1979 sloten Israel en Egypte vrede, waarbij de toenmalige Likoedregering alle in 1967 op Egypte veroverde gebieden teruggaf. De Joodse nederzettingen in het noorden van de Sinaiwoestijn werden door Israel ontmanteld. In 1994 sloten Jordanië en Israel vrede, waarop Israel alle op Jordanië veroverde gebieden teruggaf en een extra hoeveelheid water cadeau deed.
Ook de op 13 september 1993 tussen de PLO en Israel gesloten Oslo akkoorden gingen uit van het - weliswaar gefaseerde - principe land in ruil voor vrede.
Terwijl de Israëli's een groot deel van hun afspraken onder de Oslo akkoorden zijn nagekomen, met als belangrijkste de overdracht van delen van de Westbank en de Gazastrook aan de Palestijnse Autoriteit - als gevolg waarvan 97 procent van de Palestijnen zich al jaren onder het bestuur van Arafat bevindt – hebben de Palestijnen vrijwel al hun verplichtingen onder de Oslo akkoorden structureel geschonden, met als belangrijkste het afzien van geweld als middel om politieke doelstellingen te verwezenlijken.
Tijdens de Camp David onderhandelingen van juli 2000 en de Taba onderhandelingen in januari 2001 wees Arafat het vergaande aanbod van Ehud Barak om 97% van de bezette gebieden aan de Palestijnen over te dragen, af.
Arafat wenste 3,5 miljoen Palestijnen naar Israel te laten immigreren en nam daarmee een onverzoenlijke positie in.
De Amerikaanse president Bill Clinton wees Arafat aan als schuldige voor het mislukken van de onderhandelingen in Camp David.
Arafat koos voor geweld, omdat hij dacht dat Israel dan zou toegeven aan eisen die hij niet aan de onderhandelingstafel gerealiseerd zag. Kiezen voor geweld is onder de Oslo akkoorden ten strengste verboden. Alle meningsverschillen tussen Israel en de Palestijnen dienen aan de onderhandelings-tafel te worden opgelost.
De Palestijnse Autoriteit begon al in de zomer van 2000 met het treffen van voorbereidingen voor het ontketenen van de geweldsgolf.
Zij richtten een illegale paramilitaire en terroristische infrastructuur op met het doel die tegen Israel in te zetten. Jongeren werden in de zomer van 2000 getraind in het plegen van geweld in de kampen van de zogenaamde Tanziem, de jongerenorganisatie van El Fatah. Deze activiteiten sloten aan bij de opvatting van de Palestijnse bevolking in die tijd. Een opiniepeiling uit begin november 2000 van de Bir Zeit Universiteit laat zien dat 91,5 % van de Palestijnen niet in vrede gelooft, tenzij het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk wordt opgelost. 74,3% van de Palestijnen wilde niet alleen soevereiniteit over Oost-Jeruzalem, maar ook over West-Jeruzalem.
In september 2000 werden de Palestijnen door de Palestijnse leiders, media en moskeeën opgehitst tot het onmiddellijk aangaan van de confrontatie met Israel. Deze confrontatie was al begonnen voordat de toenmalige oppositieleider Sharon op 29 september 2000 de Tempelberg, vergezeld van honderden politiemensen, opging.
De dag ervoor was bij een bomaanslag in Gaza een Israe-lische militair gedood. Trouwens sinds wanneer kunnen Joden niet de Tempelberg, die formeel nog steeds onder Israelische soevereiniteit is, betreden? Feit is dat het bezoek van Sharon, de toch al gespannen sfeer tussen Israeli’s en Palestijnen op scherp zette en als zodanig als provocatief is de kenschetsen.
De Palestijnse Autoriteit heeft grote hoeveelheden wapens (waaronder mortieren en anti-tank en anti-vliegtuigraket-ten), munitie en explosieven naar de Palestijnse gebieden gesmokkeld.
Dit bleek o.m. tijdens de “Operatie Defensive Shieldâ€Â, die het Israelische leger in Palestijns gebied op de Westelijke Jordaanoever in april 2002 uitvoerde. Bovendien worden in de Palestijnse gebieden wapens geproduceerd, zoals mortiergranaten en zogenaamde Kassam-raketten. Onder de Oslo akkoorden mogen de Palestijnen over slechts een beperkt aantal lichte handwapens en geweren beschikken.
De Palestijnse Autoriteit heeft - vooral op aandringen van de VS – na aanslagen weliswaar terroristen van Hamas en de Islamitische Jihad aangehouden, maar die steeds weer via het ‘draaideurprincipe’ in vrijheid gesteld, waarmee die terreur-organisaties het groene licht kregen voor nieuwe aanslagen tegen Israelische burgers.
De verantwoordelijken voor de moord op de Israelische minister, Ze’evi, zochten tijdens de operatie Defensive Shield hun toevlucht in het belegerde hoofdkwartier van Jasser Arafat. De zes werden uiteindelijk uitgeleverd en onder Amerikaans en Engels toezicht in een gevangenis geplaatst.
Citaten
Dennis Ross over Arafat in Taba
De Amerikaanse bemiddelaar Dennis Ross over het door Arafat tijdens de onderhandelingen op 21 januari 2001 in Taba afwijzen, van nieuwe Amerikaanse ideeën voor de beëindiging van het Palestijns-Israelisch conflict. Het voorstel ging verder dan het Israelische aanbod dat in de zomer van 2000 in Camp David was gedaan.
'De ideeën werden op 23 december door de president gepresenteerd en zij kwamen kort gezegd op het volgende neer: Met betrekking tot grenzen zou er door de Israeli’s een annexatie zijn van 5 procent en een ruil van 2 procent. Dus de Palestijnen zouden netto 97 procent van het gebied krijgen.
Over Jeruzalem: de Arabische wijken van Oost-Jeruzalem zouden de hoofdstad van de Palestijnse staat worden.
Over de kwestie van de vluchtelingen: de vluchtelingen zouden het recht krijgen om naar hun eigen staat terug te keren, niet naar Israel. Maar er zou ook een internationaal fonds komen van 30 miljard dollar. Dat zou worden bedoeld voor compensatie, of voor de kosten van repatriëring, hervestiging, rehabilitatie.
En waar het gaat om veiligheid: in de Jordaanvallei zou er een internationale aanwezigheid komen in plaats van de Israeli’s.
Dit waren allesomvattende ideeën, zonder precedent, heel vergaand. Ze waren volgens ons een opsomming van hetgeen iedere partij zou kunnen accepteren, na duizenden uren van debat en gesprekken tussen beide partijen.
Arafat kwam op 2 januari naar het Witte Huis, sprak daar met de president en ik was daar in de Oval Office. Hij zei ja, en toen kwam hij met bedenkingen die er in feite op neer kwamen dat hij werkelijk alles afwees waar hij had moeten inleveren.
Met betrekking tot Jeruzalem was het de bedoeling dat de Israeli’s soevereiniteit over de Westmuur zouden krijgen. Dat wees hij af. Hij wees het idee over de vluchtelingen af. Hij wees de voorstellen over veiligheid af. (…)
Ik geloof er niet in dat hij het conflict kan beëindigen. Er stond één cruciale bepaling in deze overeenkomst, en die was: hiermee is het conflict beëindigd. Arafats hele leven is geregeerd door strijd en een zaak. Bij alles wat hij als leider van de Palestijnen heeft gedaan heeft hij altijd alle opties opengehouden, nooit een deur gesloten. Hem werd hier gevraagd: je moet de deur sluiten. Beëindiging van het conflict betekent voor hem dat hij een eind aan zichzelf maakt.’
(Interview met Amerikaanse tv-zender Fox News, 21 april 2002.)
Het zaaien van haat en het ophitsen tot geweld tegen Israel
‘Het is niet voor niets dat de Koran ons voor de haat van de Joden waarschuwt en hen bovenaan de lijst met de vijanden van de islam plaatst. Momenteel brengen de Joden de wereld tegen de moslims in het geweer en gebruiken zij alle soorten wapens. Zij plunderen de dierbaarste plaats van de moslims, na Mekka en Medina en bedreigen de plaats waarheen de moslims zich in eerste instantie tijdens het gebed wendden, en de derde heiligste stad na Mekka en Medina. Op die plaats willen zij hun tempel bouwen.
We zeggen tegen hen: “Als jullie denken dat de tijd gekomen is, dan zullen wij jullie bewijzen dat de tijd gekomen is om een eind aan jullie arrogantie te maken, en dat jullie verwoesting en puinhopen op jullie zelf zullen brengen.â€Â
Het bezoek van generaal Sharon op 28 september brengt niet de denkbeeldige vrede dichterbij, maar het oplaaien van de haat en vijandschap.’
Uit de rechtstreeks op de Palestijnse tv uitgezonden preek die Sheik Hian Al-Adrisi op 29 september 2000 hield ten overstaan van 22.000 gelovigen in de Al Aksamoskee in Jeruzalem (geciteerd in het rapport van de Mitchell Commissie, 4 mei 2001).
Bekentenis dat de intifada was gepland
Sprekend op een symposium in Gaza, bevestigde de Palestijnse minister van Communicatie, Imad Al-Falouji, dat de Palestijnse Autoriteit meteen na de afronding van de Camp David besprekingen was begonnen met het treffen van voorbereidingen voor het uitbreken van de huidige intifada, dit op basis van instructies die door president Arafat zelf waren gegeven. De heer Falouji verklaarde voorts dat Arafat deze intifada is begonnen als een belangrijk onderdeel van het onveranderlijke Palestijnse standpunt in de onderhandelingen, en niet alleen was bedoeld als een protest tegen het bezoek van de Israelische oppositieleider Ariel Sharon aan de Haram al-Sharif .
Uit het semi-officiële Palestijnse dagblad Al-Ayyam van 6 december 2000.
Bevestiging dat de intifada was gepland
"De ‘Al-Aksa Intifada’ werd niet veroorzaakt door het bezoek van Sharon "
Uit het rapport van 4 mei 2001 van de Mitchell Commissie, die namens de internationale gemeenschap een onderzoek verichtte naar de oorzaken en feiten van de in september 2000 begonnen geweldsgolf.
——————————————————————————–
2. Hoe komt het dat er meer Palestijnse slachtoffers zijn gevallen? Telt een Palestijns leven niet?
Vanaf het begin van de zogenaamde Al-Aksa intifada, in september 2000, tot 12 mei 2002 vonden bijna 1.500 Palestijnen en 490 Israeli’s bij het geweld de dood. Aan Palestijnse kant vielen tot 12 mei 2002 tienduizenden gewonden (exacte cijfers zijn niet bekend), aan Israelische kant 3.919.
Achter deze kille cijfers schuilt veel leed. Elke dode, zowel aan Israelische als aan Palestijnse zijde valt te betreuren. De getalsverhoudingen zeggen evenwel niets over gelijk of ongelijk
Het principiële verschil tussen de twee groepen slachtoffers is, dat verreweg de meeste Israeli’s stierven door Palestijnse zelfmoordaanslagen op burgerdoelen in Israel. Cafés, winkelcentra, discotheken en bussen - plaatsen waar veel jonge mensen samenkomen - en armere immigrantenfamilies, werden hiervan het slachtoffer. Israelische militairen in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever of inwoners van de omstreden Joodse nederzettingen werden in mindere mate aangevallen.. De Palestijnen die om het leven kwamen of gewond raakten, beraamden zelf geweld, kwamen om bij Israelische acties tegen terroristenbolwerken, of provoceerden bij het begin van de intifada het Israelische leger. Nooit was of is het doden van Palestijnse burgers het doel van het Israelische militaire optreden.
Vergelijkt men het aantal burgerslachtoffers aan Palestijnse kant over de laatste anderhalf jaar met de ca. 10.000 doden in Afghanistan als gevolg van de Amerikaanse acties, dan kan men niet anders dan concluderen dat alle beschuldigingen van ‘massa-moord, slachtingen of nazi-optreden’ aan het adres van Israel misplaatst zijn. Degenen deze termen in de mond nemen, maken zich opzettelijk schuldig aan ophitsing en geschiedvervalsing.
Het relatief grote aantal Palestijnse slachtoffers in de eerste maanden van de geweldsgolf kan verder als volgt worden verklaard:
Het door de Palestijnse Autoriteit bewust en op grote schaal inzetten van burgers, waaronder schoolkinderen, in zelfgekozen zeer gewelddadige confrontaties met Israelische militairen
Het door opgehitste menigten - met kinderen in de frontlinies - met molotovcocktails, stenen en katapulten bestormen van kleine (en vaak geïsoleerde) Israelische fortificaties waar achter zich goed bewapende en getrainde militairen bevinden. Soms beschoten Palestijnse politieagenten en militieleden met vuurwapens Israelische militaire posities, waarbij aanvallende menigten als menselijke schilden worden ingezet.
Het door de Palestijnse terreurorganisaties bewust en op grote schaal opereren in en vanuit civiele posities
Het vestigen van hoofdkwartieren, wapen- en bommenfabriekjes, wapenopslag-plaatsen, fortificaties en schuilplaatsen in woonwijken, scholen, moskeeën en kerken. Dat was o.m. het geval in het vluchtelingenkamp van Jenin.
Het door de Palestijnse leiders, media, onderwijsinstellingen en moskeeën propageren van het zogenaamde martelaarschap
Zo trof het Israelische leger tijdens de Operatie Defensive Shield in vrijwel alle scholen op de Westelijke Jordaanoever posters aan waarin de Shahids, de Palestijnse martelaren die zichzelf hadden opgeblazen, werden verheerlijkt. Op vele van die posters werden de portretten van de zelfmoordenaars afgebeeld.
Zoals gezegd; het aantal doden niets zegt over wie gelijk heeft of niet. Zo vielen er tijdens de Tweede Wereldoorlog als gevolg van oorlogshandelingen meer slachtoffers onder de Duitse burgerbe-volking, dan onder de Britse of de Amerikaanse.
De Israelische inlichtingendienst en politie handelen bovendien effectief. Er zijn de afgelopen periode honderden Palestijnse terreuraanslagen, waaronder één op een flatgebouw in Tel Aviv, verijdeld. Was dat niet gebeurd, dan lag de dodenbalans anders.
Het feit dat de Palestijnen bij het plegen van geweld burgers, - en met name kinderen - inzet, heeft alles te maken met de strijd om de publieke opinie. Minister van Buitenlandse Zaken Peres verklaarde in Den Haag in oktober 2000 op een solidariteitsbijeenkomst voor Israel: “Deze strijd wordt via de media in de huiskamers beslist†Vandaar dat Israel er alles aan doet om burger-slachtoffers onder de Palestijnen te voorkomen. Het land betaalt daarvoor een hoge prijs, zoals in Jenin, waar in april 2002 23 Israelische soldaten sneuvelden bij het zoeken naar in een vluchtelingenkamp verschanste terroristen. Elke huis zat vol met explosieven. Aan Palestijnse kant vielen ca 50 slachtoffers, merendeels leden van milities.
De manier waarop de Palestijnen het geweld tegen Israel plegen is strijdig met het oorlogsrecht. Het is burgers verboden zich in gevechtshandelingen te mengen en als zij dat toch doen, plegen zij een oorlogsmisdaden mogen zij gedurende de gehele duur van het conflict als legitiem doelwit worden beschouwd.
Zie het Model Manual on the Law of Armed Conflict for Armed Forces, een officieel handboek van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) uit 1999.
Citaten
Een Israelische reservist over Jenin, waar ‘een massamoord’ zou zijn aangericht:
Net terug van reservedienst ventileert de 39-jarige Joni Alster, vader van vier kinderen, zijn frustratie: “Ik kom net terug uit een situatie die geen mens zich kan voorstellen. Tien dagen lang ben ik met gevaar voor mijn leven van huis tot huis gegaan om te verifiëren wie er in de huizen waren, waar Palestijnse burgers woonden en van waaruit werd geschoten.
“Voordat we van onze commandant op een huis mochten schieten van waaruit wij onder vuur werden genomen, gingen er minuten voorbij. Eerst werden de bewoners opgeroepen naar buiten te komen en zich over te geven. Daarna was er tijd nodig om onze commandant opnieuw exacte informatie te geven over het huis, de bewoners, de locatie. Vervolgens moesten we vaak weer wachten voordat we definitief toestemming kregen om terug te schieten of het huis te bombarderen. Alleen als 200 procent zeker was dat er gewapende Palestijnen zaten die zich niet wilden overgeven, en dat er geen vrouwen of kinderen meer binnen waren, mochten wij actie ondernemen.
“Door die voorzichtigheid zijn 23 van onze soldaten omgekomen. Het was gemakkelijker en minder gevaarlijk geweest als we vanuit de lucht het kamp hadden platgegooid. Helaas zijn er ook onschuldige burgers omgekomen. In zo’n dichtbevolkt kamp was dat onvermijdelijk.
Als we uit een ander moreel hout waren gesneden, hadden we de boel gewoon platgebombardeerd. Maar zo zitten we niet in mekaar. Daarom doen de beschuldigingen me pijn. Ze zijn gelogen, bedoeld om ons in een kwaad daglicht te stellen.â€Â
Uit het artikel van Joop Meijers over de strijd in de Palestijnse stad Jenin: ‘Leger woedend over beschuldiging massamoord’, in het Algemeen Dagblad van 17 april 2002.
——————————————————————————–
3. Wat kwam eerst - terrorisme of ‘bezetting’?
Er wordt met regelmaat beweerd dat Israel de terreur aan zichzelf te wijten heeft, omdat het geen eind maakt aan de bezetting van de tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 op Egypte en Jordanië veroverde gebieden (de Gazastrook, de West-oever en Oost-Jeruzalem). Het Palestijns terrorisme is volgens sommigen een ‘legitieme vorm van verzet’ tegen die bezetting.
Het tegen Joodse/Israelische doelen gericht Arabisch terrorisme begon echter niet na 1967, maar al in het begin van de twintigste eeuw. Zo werden in de zomer van 1929 door de Arabieren overal in het toenmalige mandaatgebied Palestina verschrikkelijke moordpartijen aangericht. Daarbij kwamen ondermeer tientallen Joden in Hebron om. Ook in 1936 gaf de toenmalige leider van de Palestijnen de Moefti van Jeruzalem (die met de Nazi’s collaboreerde) opdracht Joodse doelen aan te vallen en de Joodse economische sector in Palestina te boycotten.
Het met twee derde meerderheid aanvaarde delingsplan van de VN voor Palestina van 29 november 1947 werd door alle Arabische staten en de Palestijnse leiders afgewezen. Dit plan voorzag in een Joodse en Palestijns-Arabische staat. De Palestijnen en Arabische leiders meenden echter dat er geen plaats was voor een Joodse staat. De oorlog, die zij op 14 mei 1948 tegen Israel begonnen, had tot doel de Joodse staat te vernietigen.
Nadat die oorlog mislukte en de Arabische landen in 1949 met Israel een wapenstilstand sloten, werd de anti-Joodse terreur voor een groot deel vanuit de omliggende landen gepleegd. Dat gebeurde door de zogenaamde ‘fedayin’ (Palestijnse guerrilla’s), die op alle mogelijke manieren door hun gastlanden werden gesteund. Alleen al in periode 1951-1955 werden bijna 1.000 Israeli’s bij Palestijnse terreuraanslagen vanuit de Gazastrook en Jordanie gedood.
Al Fatah, dat tot doel had de Zionisten uit Palestina te verdrijven, werd opgericht in 1959. Dat is 8 jaar voordat Israel de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook verover-de. Arafat was de eerste voorzitter. Op 14 januari 1965 voerde de militaire afdeling van Al Fatah haar eerste aanval op een Israëlisch doel uit.
De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO werd in 1964 opgericht. Dit gebeurde door de Arabische Liga. Doel was de vernietiging van Israel.
Hamas en de Islamitische Jihad, Palestijnse fundamen-talistische Moslimorganisaties, die het merendeel van de recente aanslagen op hun geweten hebben, zijn geheel niet geïnteresseerd in beëindiging van de bezetting door Israel. Zij willen de vernietiging van Israel.
Telkens als er sprake was van een mogelijke doorbraak in de vredesonderhandelingen, namen de aanslagen van beide organisaties toe. Toen in 1996 in Israel de regering Peres aan de macht was, werd Israel getroffen door een golf van terreur op winkelcentra en bussen. Daarop sloot premier Peres de grenzen voor de ca 80.000 Palestijnse werknemers. Dit bracht armoede en ‘Verelendung’ in de bezette gebieden teweeg. Daarop was Hamas precies uit. De uitzichtloosheid onder de Palestijnen leverde de organisatie nieuwe rekruten op voor het plegen van aanslagen en deed de animo voor vrede met Israel dalen.
Ook tijdens de komst van de Amerikaanse bemiddelaar Zini naar Israel in 2001 voerde Hamas twee cruciale aanslagen uit. Tijdens de Arabische top in Beiruth, eind maart 2002, waar een Saudisch plan voor vrede met Israel werd geaccepteerd, pleegde een zelfmoordenaar van Hamas een aanslag op een hotel, waar het Joodse Paasfeest werd gevierd. Hierbij kwamen 26 personen om en raakten meer dan hon-derd gewond. Het was het startsein voor de Israelische operatie Defensive Shield.
In 1993 sloten Israel en de PLO de Oslo akkoorden. Op basis daarvan werden, vanaf 1994, grote delen van de Westbank en de Gazastrook door Israel aan de Palestijnse Autoriteit overgedragen. Sindsdien is de veiligheid voor Israeli’s echter sterk afgenomen.
Jaar Aantal door terreur gedode Israeli’s
1989 32
1990 23
1991 26
1992 39
1993 (01/01-13/9)
38
1993 (14/9-31/12) 26
1994 73
1995 52
1996 88
1997 31
1998 9
1999 4
2000 (vanaf 27/09) 47
2001 198
2002 (tot 22/04) 224
Totaal 911 (waarvan 752 na Oslo)
Conclusie: Niet de bezetting is de oorzaak van het Palestijnse terrorisme. Het omgekeerde is eerder het geval: Zolang het terrorisme voortduurt is het voor Israel onmogelijk een terri-toriaal compromis te sluiten, dat een einde maakt aan de bezetting.
Citaten:
Uit het voorwoord: Israel zal opkomen en zal overeind blijven tot de islam het elimineert, net zoals die de voorgangers ervan heeft geëlimineerd.
Uit artikel 6: De Islamitische Verzetsbeweging is een specifiek Palestijnse beweging die haar trouw aan Allah verschuldigd is, haar levenswijze aan de Islam ontleent en ernaar streeft het vaandel van Allah over iedere centimeter van Palestina te doen wapperen.
Uit artikel 7: Hamas heeft ernaar uitgekeken Allahs belofte ten uitvoer te leggen, hoeveel tijd dat ook kost. De profeet , gebed en vrede zij met hem, zei: “De tijd dat de moslims de joden zullen bevechten (en hen zullen doden) zal niet komen, totdat de joden zich achter rotsen en bomen verstoppen, die zullen uitschreeuwen: ‘O moslim, achter mij zit een jood, kom hier en dood hem!’â€Â.
Uit artikel 13: Er is geen oplossing voor het Palestijnse probleem dan de jihad (heilige oorlog)
——————————————————————————–
4. Zijn geweld en vredesbesprekingen te combineren?
De basis voor een vreedzame oplossing van het Palestijns-Israelisch conflict waren de Oslo akkoorden die op 13 september 1993 in Washington werden ondertekend. Israel diende daarin steeds een stukje gebied te ontruimen. In ruil daarvoor moest de PLO, later opgevolgd door de Palestijnse Autoriteit, maatregelen treffen om in vrede met Israel te leven. De verplichtingen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO en de Palestijnse Autoriteit waren:
- Het bevorderen van vreedzame coëxistentie;
- Het bestrijden van terrorisme en het voorkomen van geweld;
- Alle openstaande vraagstukken en meningsverschillen zullen op vreedzame wijze, door middel van onderhandelingen worden opgelost.
- Over de toekomst van Jeruzalem, de nederzettingen, de grenzen en status van de Palestijnse entiteit, en een regeling voor de Palestijnse vluchtelingen zal door partijen in het kader van de ‘permanente status’ worden.
Het is vooral de Palestijnse Autoriteit die deze uitgangspunten en de afspraken voor een vreedzame oplossing stelselmatig in woord en daad heeft geschonden.
Er werd niet opgetreden tegen Palestijnse terreurgroepen en hun leiders. Als er een enkele keer een verantwoordelijke werd gearresteerd, werd hij na enkele weken weer vrijgelaten. Na de aanslag op de Sbarro pizzeria in Jeruzalem op 9 augustus 2001, waarbij ondermeer vier leden van de Nederlandse familie Schijveschuurder werden vermoord, zei de Amerikaanse Senator Schumer van New York hierover: “Vorig jaar oktober liet PLO-voorzitter Arafat tientallen terroristen uit de Palestijnse gevangenissen vrij, daarmee ruim baan gevend aan hun haat, hun vergif en hun geweld jegens de inwoners van Israel. Het resultaat: 10 maanden bloedvergieten. En wat zegt Arafat als antwoord op de bomaanslagen. Hij vraagt Israel om met hem een gemeenschappelijke verklaring voor een wapenstilstand en een afkoelingsperiode op te stellen.â€Â
De Europese ministerraad eiste op 28 januari 2002:
“De Palestijnse Autoriteit en zijn gekozen president, Jasser Arafat, moeten alles doen om een eind te maken aan terrorisme en de gewapende Intifada, al de terroristennetwerken ontmantelen en de bedrijvers van terroristische handelingen arresteren en vervolgen.â€Â
Arafat blijkt daadwerkelijk steun te hebben gegeven aan terroristen.
Bewijs hiervan is een document van 7 januari 2002 dat gevonden is door het Israelische leger tijdens de operatie Defensive Shield. Hierin vraagt Raid Karmi, de vorige commandant van de Tanziem in Tulkarem, aan Fatahleider Barghouti geld voor twaalf door Israel gezochte terroristen. Barghouti stuurde de brief door aan Arafat met het verzoek voor iedereen 1000 dollar over te maken. Arafat gaat akkoord, maar verlaagde het bedrag tot 350 dollar.
De Palestijnse autoriteit moedigt in schoolboeken haat tegen Israel en soms tegen Joden aan.
Het Center for Monitoring the Impact of Peace (CMIP) heeft de Palestijnse schoolboeken in 2000 en 2001 onderzocht. Een aantal oude boeken voor scholieren en docenten bevatte antisemitische passages. In het instructieboek voor docenten ‘Ons Land Palestina’ worden Joden ervan beschuldigd een Joods wereldrijk te stichten waarvan het grondgebied zich uitstrekt van de Nijl tot de Eufraat en van Medina tot Koeweit. “Het stelen van het grootste deel van het Arabische vaderland, dat is het werkelijke doel van de Joden."
De Palestijnse Autoriteit heeft in een aantal nieuwe schoolboeken veranderingen ingevoerd. Directe schriftelijke ontken-ningen van Israels bestaansrecht zijn verdwenen. Maar de boeken onderwijzen nog steeds, dat Palestina het volledige grondgebied beslaat ten westen van de rivier de Jordaan. Israelische steden zoals Haifa, Akko en Nazareth worden als Palestijnse steden getypeerd. Op de landkaarten in de boeken wordt de staat Israel weggelaten; er is alleen Palestina. In de nieuwe boekjes wordt het martelaarschap voor de Palestijnse zaak verheerlijkt en als nationale plicht voorgesteld. Ook worden kinderen met suggestieve stellingen en vragen aangemoedigd om aan de intifada deel te nemen. Ook de Heilige Oorlog, de Jihad, komt op positieve wijze aan de orde.
Documenten
Over het bevorderen van vreedzame coëxistentie
Israel en de Raad zullen wederzijds begrip en tolerantie trachten te bevorderen en zullen zich dienovereenkomstig onthouden van ophitsing tegen elkaar, vijandelijke propaganda daaronder begrepen, en zullen, zonder daarbij afbreuk te doen aan vrijheid van meningsuiting, juridische maatregelen treffen teneinde te voorkomen dat zulke ophitsing plaatsvindt door toedoen van organisaties, groeperingen of individuen welke zich onder hun jurisdictie bevinden.
Israel en de Raad zullen waarborgen dat hun respectievelijke onderwijssystemen bijdragen aan de vrede tussen de Israelische en Palestijnse volkeren en aan vrede in de gehele regio, en zullen zich onthouden van het introduceren van wat voor motieven dan ook welke het proces van verzoening zouden kunnen beïnvloeden.
Artikel XXII Hoofdstuk 4 van de Interim Overeenkomst van 28 september 1995.
Over het bestrijden van terrorisme en het voorkomen van geweld
De PLO is van mening dat de ondertekening van de Beginselverklaring een historische gebeurtenis is, die een nieuw tijdperk inluidt van vreedzame coëxistentie, vrij van geweld en andere daden welke vrede en stabiliteit in gevaar brengen.
Dienovereenkomstig zweert de PLO het gebruik van terrorisme en andere daden van geweld af, en zal verantwoording nemen over alle PLO-elementen en personeel, teneinde het door hen terzake nakomen zeker te stellen, schendingen voorkomen en overtreders straffen.
Uit PLO-voorzitter Arafats brief d.d. 9 september 1993 aan premier Jitschak Rabin.
Voorkoming van vijandelijke handelingen
Beide partijen zullen alle noodzakelijke maatregelen treffen om te voorkomen dat terroristische, misdadige of vijandige daden tegen elkaar worden gepleegd, tegen individuen die onder de autoriteit van de andere partij vallen, en tegen hun eigendommen, en zullen juridische maatregelen tegen overtreders treffen.
Artikel XV van de Interim Overeenkomst van 28 september 1995
——————————————————————————–
5. Waarom trekt Israel zich niet terug uit de in 1967 veroverde gebieden?
Veel mensen denken dat de Israelische aanwezigheid op de Westbank en in de Gazastrook de kern van het Arabisch-Israelisch conflict is. Dat dit niet zo is bleek al in hoofdstuk 3. De vraag die vervolgens vaak gesteld wordt is: waarom trekt Israel zich niet gewoon uit die gebieden terug? De zaken liggen echter veel gecompliceerder:
Israel heeft zich sinds 1993 al teruggetrokken uit het grootste deel van de Gazastrook en bijna de helft van de Westbank.
Tijdens de Israelisch-Palestijnse onderhandelingen in Camp David, zomer 2000, en in Taba in januari 2001 toonde de toenmalige Israelische premier Ehud Barak zich bereid tot het opgeven van vrijwel al het overige nog door Israel bestuurde gebied (tot zo’n 97 procent van het totale oppervlak van de Westbank en de Gazastrook) en territoriale compensatie voor het gebied met de nederzettingen dat onder Israelische soevereiniteit zou moeten komen. Ook vrijwel alle Joodse nederzettingen zouden worden opgegeven. Arafat wees het aanbod van de hand.
Israel heeft recht op veilige en erkende grenzen.
Daarover moet worden onderhandeld op basis van resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad, die niet alleen spreekt over het principe ‘land in ruil voor vrede’, maar ook over veilige en erkende grenzen. Als zo’n toezegging met een spijkerharde garantie er niet komt, is Israel niet verplicht nog meer gebied te ontruimen.
Het eerst volledig terugtrekken en dan hopen op vrede, speelt de radicale Palestijnen in de kaart.
Zij zijn niet geïnteresseerd in een Palestijnse staat, maar die in heel Israel een islamitische staat willen vestigen. Als Israel zich onder druk van geweld terugtrekt, worden zij gestimuleerd het geweld voort te zetten, tot zij geheel Israel in handen hebben. De terugtrekking van Israel uit Zuid-Libanon onder druk van het geweld van Hezbollah in 2000, was een van de redenen waarom de zogenaamde tweede intifada uitbrak na het mislukken van Camp David. Bovendien: wie garandeert Israel vrede als het zich zonder akkoord heeft teruggetrokken?
Sommige Israelische politici zijn voorstander van een gedeeltelijke terugtrekking uit de Westelijke Jordaanoever, met als oogmerk dan een muur te bouwen, waardoor de Palestijnse terroristen niet meer Israel kunnen binnendringen. Onder andere oud-minister Ramon en oud-premier Barak van de Arbeidspartij zijn hiervan pleitbezorgers. Zij geloven dat er met de Palestijnse Autoriteit toch niet over vrede valt te praten. Wat zij evenwel uit het oog verliezen is dat er in Israel zelf 1 miljoen Palestijnen en in groot Jeruzalem zo’n 400.000 Palestijnen wonen. Als Israel niet in voldoende mate de Westelijke Jordaanoever ontruimt, zal dit aanleiding geven tot een verdergaande strijd, die ook naar de 1,4 miljoen Palestijnen die nog steeds binnen het Israelische bestuur vallen, uitgebreid zal worden. Bovendien biedt een muur geen enkele garantie tegen raketbeschietingen vanaf het Palestijnse gebied.
Documenten
VN Veiligheidsraadresolutie 242 van 22 –11- 1967 (ingekort)
De Veiligheidsraad,
Uitdrukking gevend aan zijn voortdurende bezorgdheid over de ernstige situatie in het Midden-Oosten;
Benadrukkend de ontoelaatbaarheid van het door middel van oorlog verwerven van grondgebied en de noodzaak om te werken aan een rechtvaardige en duurzame vrede waarin iedere Staat in het gebied in veiligheid kan leven;
Voorts benadrukkend dat alle Lidstaten zich met hun aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties hebben verplicht om in overeenstemming met Artikel 2 van het Handvest te handelen;
I. Bevestigt dat de uitvoering van het Handvest vereist dat in het Midden-Oosten een rechtvaardige en duurzame vrede tot stand komt waarvan de toepassing van de volgende principes deel moet uitmaken:
(i) Terugtrekking van gewapende Israelische eenheden uit gebieden die in het jongste conflict werden bezet;
(ii) Stopzetting van alle oorlogsbetuigingen of oorlogstoestanden en respect voor en erkenning van de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied en hun recht op leven in vrede binnen veilige en erkende grenzen, gevrijwaard van dreigingen of gewelddaden.
II. Bevestigt voorts de noodzaak
(a) Van het garanderen van de vrijheid van navigatie door de internationale waterwegen in het gebied;
(b) Van het bereiken van een rechtvaardige oplossing van het vluchtelingenprobleem;
© Van het garanderen van de territoriale onschendbaarheid van iedere staat in het gebied, door maatregelen waaronder de instelling van gedemilitariseerde zones.
Noten:
1) Bij de formulering van de resolutie is onder (i) het lidwoord ‘de’ bewust op twee plaatsen weggelaten: voor ‘eenheden’ en voor ‘gebieden’.
2) Onder (ii) wordt gesproken over ‘veilige en erkende grenzen’.
——————————————————————————–
6. Heeft het geweld een economische achtergrond?
Dit is een complexe vraag. Er bestaat zeker een verband tussen de economische achteruitgang van de inwoners van de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook en de uitbarsting van geweld tijdens de tweede Intifada. Na het tekenen van de Oslo akkoorden was de Palestijnse bevolking gouden bergen beloofd. Nieuwe investeringen zouden de kloof tussen hun gemiddelde inkomen en dat van de Israeli’s verkleinen. Premier Peres reisde de wereld rond om geld in te zamelen voor de Palestijnse economie. Israel stichtte industriële parken tussen de Gazastrook en Israel met de bedoeling de Palestijnse economie te versterken. En toch ging het mis. In plaats van een toename van het inkomen, ging na de akkoorden van Oslo het gemiddelde inkomen met ca. 25% per hoofd van de bevolking achteruit. De schrijver Leon de Winter schrijft er in Trouw het volgende over:
Voor de Oslo akkoorden van 1993 was het GDP per hoofd van de bevolking in de West-Bank $ 3500 en in Gaza $ 2800, een veelvoud van het GPD in de omringende olie-arme Arabische landen.
Na de terugkeer van Arafat in mei 1994 en de overdracht van het burgerlijk bestuur aan de Palestijnse Autoriteit loopt het GPD sterk terug, veroorzaakt door chaos en corruptie en door de afsluitingen van de Gebieden door Israël als strafmaatregel na terroristische aanslagen. De conclusie is onontkoombaar: de Israëlische bezetting leidde tot een naar Arabische begrippen economische bloei, die, als deze in Egypte zou hebben plaatsgevonden, tot grote wereldwijde voldoening zou hebben geleid.
Een ander opmerkelijk, slecht bekend feit doet zich ook voor: de Palestijnse Autoriteit van Arafat heeft de controle over 99% van de Palestijnse bevolking.
Het grondgebied van Gaza en de West-Bank is verdeeld in drie gebieden, A,B en C. In A, waarin alle grote Palestijnse steden op de West-Bank liggen, vallen zowel het burgerlijk bestuur als de politie- en veiligheidstaken toe aan de Palestijnse Autoriteit. Ook in B is het burgerlijk bestuur voorbehouden aan de Palestijnse Autoriteit maar worden de veiligheidstaken gedeeld met Israël. In C, waar nog maar 1% van de Palestijnen leeft, hebben de Israëli's het voor het zeggen. (…….) De Palestijnen beschikken over een parlement, ministeries, overheidsorganen, en één ding wordt hen door de Israëli's onthouden: een onafhankelijke staat met een eigen leger. Maar de facto en de jure leven de meeste Palestijnen al jaren lang met een eigen Palestijnse overheid, die ruimschoots de kans heeft gekregen om een begin te maken met de opbouw van een democratische, burgerlijke samenleving. Dat heeft de Palestijnse overheid nagelaten.
Ziekelijke corruptie en ernstig bestuurlijk onvermogen hebben niet alleen een economische chaos veroorzaakt maar ook een klassieke bandietenstaat met een politiemacht die mensen kidnapt om ze vervolgens tegen een losprijs vrij te laten, met standrechtelijke executies, door machthebbers gelegitimeerde diefstal en roof van Europese subsidiegelden.
De wanhoop kan worden overstemd met de strijd tegen Israël, die al lang de Palestijnen de ruimte voor de opbouw van een eigen samenleving had geboden, maar het is enkel en alleen aan de Palestijnse Autoriteit te wijten dat de Palestijnen het momenteel veel slechter hebben dan onder de joodse bezetter.
Uit ‘J'accuse / In het Midden-Oosten danst de Duivel, en hij danst onze kant uit’ door Leon de Winter. Trouw, 13 april 2002
——————————————————————————–
7. Hoe moet men omgaan met de Palestijnse aanspraken op het zogenoemde ‘recht op terugkeer’?
Tijdens de periode voorafgaande aan de Israelische Onafhankelijkheidsoorlog tot aan de Wapenstilstands-akkoorden (1947-1949) ontvluchtten honderdduizenden Palestijnse Arabieren hun grondgebied. Een deel ontsnapte aan het oorlogsgeweld, een deel gaf gehoor aan oproepen van Ara-bische leiders om tijdelijk te evacueren en een deel werd door Israelische troepen uit strategische gebieden verdreven. Een belangrijk feit dat de vlucht stimuleerde, was dat in de periode onmiddellijk na de acceptatie van het VN delingsplan voor Palestina (november 1947) vrijwel alle Palestijnse leiders het Engelse Mandaatgebied Palestina verlieten. Het volk was stuurloos. Het aantal Palestijns-Arabische vluchtelingen bedroeg zo’n 670.000.
In de periode 1948-1951 vluchtten meer dan 800.000 joden uit de Arabische wereld. Daarvan werden 580.000 in Israel opgevangen.
Er bestaat geen recht op terugkeer.
Er ligt alleen een niet bindende resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (194 van 11 december 1948). Daarin wordt gesproken over terugkeer onder de voorwaarde dat de vluchtelingen in vrede met Israel willen leven, en over eventuele compensaties.
Het zou juister zijn de Palestijnen hun verloren gegane bezittingen te vergoeden.
Premier Barak heeft dit ook voorgesteld tijdens de Camp David onderhandelingen. Ook de uit de Arabische wereld gevluchte Joden zouden gecompenseerd moeten worden.
De Palestijnse Autoriteit claimt het ‘recht van terugkeer’ voor alle vluchtelingen van 1948 en al hun nakomelingen.
Het zou dan gaan om meer dan 3,5 miljoen mensen. Israel weigert dit te accepteren, omdat dat zou leiden tot de demografische vernietiging van de Joodse staat. Overigens heeft Israel in 1949 aangeboden 100.000 vluchtelingen te laten terugkeren, maar dat aanbod werd toen resoluut door de Arabische wereld afgewezen.
Van de oorspronkelijke Palestijnse vluchtelingen uit 1948 zijn er naar schatting nog slechts 150.000 in leven.
Als er dan van een mogelijkheid tot terugkeer gesproken moet worden, geldt dat hun en niet al hun nakomelingen, die in de Arabische staten zijn geboren.
Waarom zou Israel zoveel Palestijnse vluchtelingen opnemen, als er een speciale Palestijnse staat is?
Israel accepteert wel het recht van in het buitenland woonachtige Palestijnen om naar een eventueel in de Westbank en de Gazastrook te stichten Palestijnse staat te verhuizen.
Documenten
De rol van de VN bij het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk
Het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk wordt behartigd door de op 8 december 1949 apart daarvoor opgerichte United Nations Relief and Works Agency for Palestinian Refugees (UNRWA). De organisatie had begin 2002 zo’n 22.000 mensen in dienst, het merendeel daarvan Palestijnen.
Wie is een Palestijnse vluchteling? (definitie UNRWA)
De zogenaamde ‘operationele definitie’ van UNRWA typeert een Palestijnse vluchteling als iemand:
- wiens vaste woonplaats tussen juni 1946 en mei 1948 in Palestina was;
- die zijn woning en middelen van bestaan heeft verloren als gevolg van het Arabisch-Israelisch conflict en die zijn toevlucht zocht in Jordanië, Libanon, de Syrisch-Arabische Republiek, de door Jordanië geregeerde Westbank of de door Egypte bestuurde Gazastrook.
Volgens de door UNRWA gehanteerde definitie horen ook de nakomelingen van de in 1948 gevluchte en ontheemde Palestijnse Arabieren onder de categorie ‘Palestijnse vluchtelingen’.
Hoeveel Palestijnse vluchtelingen (2001)?
Bron Aantal
PLO 5.000.000
UNRWA 3.738.000
Onafhankelijke onderzoekers op basis van de UNRWA-criteria < 3.600.000
Volgens de criteria van de UNHCR < 1.000.000
Nog in leven zijnde vluchtelingen uit 1948 - op basis van de UNRWA-criteria 150.000
Nog in leven zijnde vluchtelingen uit 1948 – op basis van de UNHCR-criteria
40.000
Resolutie 194 van de VN (11-12- 1948) hoofdpunten:
Bepaalt dat de vluchtelingen die naar hun woningen willen terugkeren en met hun buren in vrede willen leven zulks op de eerstvolgend uitvoerbare datum moet worden toegestaan, en dat compensatie moet worden betaald voor de bezittingen van degenen die ervoor kiezen om niet terug te keren, alsmede voor verlies van en schade aan eigendommen die, volgens de grondbeginselen van internationaal recht dan wel billijkheid, door de daarvoor verantwoordelijk zijnde regeringen of autoriteiten dient te worden vergoed;
Geeft de Verzoeningscommissie opdracht de repatriëring, herhuisvesting en economische en sociale rehabilitatie van de vluchtelingen te bevorderen, alsmede uitbetaling van compensatie.
Citaten
De in 2001 overleden Palestijnse minister voor Jeruzalem Faisal Husseini, die in het Westen als een ‘duif’ werd beschouwd zei over de betekenis van de vluchtelingen :
“De Palestijnen voeren een onafhankelijkheidsoorlog die alleen zal eindigen, wanneer de laatste kolonist de gebieden verlaten heeft en de Palestijnen een meerderheid vormen in het Heilige Land. Dan zullen ze beslissen of zij de Joden toestaan een eigen staat te hebben." (Ha'aretz, Dec. 6, 2000)
——————————————————————————–
8. Is vreedzame coëxistentie tussen Israel en de Palestijnen mogelijk?
Vanaf de stichting van de staat Israel heeft dat land stelselmatig aangedrongen op vreedzame coëxistentie. In de Israelische Onafhankelijkheidsverklaring van 15 mei 1948 staat expliciet, dat Israel zijn hand in vrede uitstrekt naar de Arabische buren. Zij waren toen in oorlog tegen de Joodse staat. Ook na alle oorlogen, terreurgolven en boycotacties, die tegen Israel werden gevoerd, heeft Jeruzalem steeds vrede aangeboden en zich bereid verklaard een hoge prijs daarvoor te betalen.
Premier Rabin zei op 13 september 1993 t.g.v. de Oslo akkoorden in Washington: “Tegen jullie, Palestijnen, wil ik zeggen, dat we voorbestemd zijn om in hetzelfde land, op dezelfde grond samen te leven. Wij, soldaten die bevlekt met bloed zijn teruggekeerd van het slagveld; wij, die onze familie en vrienden voor onze ogen hebben zien doden en die de ouders van de slachtoffers niet in de ogen durven te kijken: wij die komen uit een land waar ouders hun kinderen begraven; wij die tegen jullie, Palestijnen, hebben gevochten. Vandaag zeggen wij op luide en heldere toon tegen jullie: genoeg bloed en tranen! Genoeg! We willen geen wraak, we koesteren geen haat tegen jullie. We zijn mensen, net als jullie, mensen die een huis willen bouwen, een boom willen planten, willen liefhebben, zij aan zij met jullie willen leven, waardig en als gelijken, als mensen, vrije mensen.â€Â
Ook CIDI heeft zich altijd op het standpunt gesteld, dat er in het kader van een echte vrede een Palestijnse staat moet komen. CIDI ziet bovendien de nederzettingenpolitiek als een nodeloze vernedering van de Palestijnen, die de veiligheid van Israel vermindert, maar uiteindelijk geen obstakel behoeft te zijn voor een definitieve vredesregeling. Tijdens de Taba onderhandelingen begin 2001 bood de toenmalige Israelische regering aan de meeste Joodse nederzettingen te ontruimen.
In het Israelische onderwijs en de media wordt verzoening als de uiteindelijk enige oplossing voorgesteld. En Israel kent al vele jaren een breed gesteunde en actieve vredesbeweging. Die vredesbeweging zorgde er in 1982 voor dat er een diepgaand onderzoek werd ingesteld naar de door Christelijke Libanezen begane bloedbaden in de Palestijnse kampen Sabra en Chatilla. De toenmalige Israelische minister van Defensie Sharon werd hiervoor medeverantwoordelijk gesteld en trad af.
Aan Palestijnse kant worden vaak de huidige en toekomstige generaties opgevoed om Israel te haten en wordt alles gedaan om verzoening en vreedzame coëxistentie onmogelijk te maken. Tijdens de operatie Defensive Shield †trof het Israelische leger in het kantoor van een lijfwacht van Arafat een in 2001 in Betlehem uitgegeven, sterk antisemitisch boek aan onder de titel ‘Nazo-Zionism’. Arafat beschuldigt Israel op Arabische en Islamitische topconferenties van het plegen van volkerenmoord en genocide. Hij meent dat Israel Jeruzalem “verjoodstâ€Â, alsof het nooit een Joodse stad is geweest. Ook beweert hij, allemaal ten onrechte, dat Israel verarmd uranium tegen de Palestijnen inzet.
In het Palestijnse onderwijscurriculum komen, zoals eerder gesteld, regelmatig anti-Israelische en anti-Joodse passages voor. Israel komt niet op landkaartjes in schoolboeken voor.
De Palestijnse media hitsen stelselmatig op tot geweld tegen Israel en het Joodse volk. Nogal wat Palestijnse propaganda is rauw antisemitisch.
In de Palestijnse moskeeën wordt stelselmatig opgeroepen tot geweld en heilige oorlog tegen de Joden en de staat Israel.
Uit opiniepeilingen van maart 2002 blijkt dat ca. twee derde van de Palestijnen het plegen van zelfmoordaanslagen tegen Israel steunt. Ook de vrouw van de Palestijnse leider Arafat, Suha al-Taweel, vindt de Palestijnse zelfmoordaanslagen een gerechtvaardigde vorm van verzet tegen de Israëlische bezettingspolitiek. Dat verklaarde ze april 2002 in een vraaggesprek met het in Londen verschijnende Saudische weekblad al-Majalla. Ze zei bereid te zijn een zoon voor de strijd tegen Israel te offeren.
Ondanks het intrekken van het Handvest van de PLO, dat de vernietiging van Israel voorstond, gaan Arafats Al-Fatah (de grootste fractie binnen de PLO) en de belangrijkste andere Palestijnse politieke bewegingen, zoals Hamas en de Islamitische Jihad nog steeds van dit doel uit. Dit blijkt onder meer uit het Handvest van El Fatah.
Er is vrijwel geen Palestijnse vredesbeweging of iets wat daarop lijkt.
De enige, die regelmatig zijn nek durft uit te steken is de 52-jarige professor filosofie Sari Nusseibeh. Deze minister voor Jeruzalem heeft felle kritiek op de wijze waarop de Palestijnse Autoriteit omgaat met het vluchtelingenvraagstuk. In een interview met Associated Press stelt hij in oktober 2001 dat de Palestijnse vluchtelingen in een toekomstige Palestijnse staat gevestigd moeten worden. “Dit dient niet op een wijze te geschieden die het bestaan van de staat Israel in gevaar brengt als Joodse staat. (…………)Wat zou anders een twee-staten-oplossing betekenen? Misschien hebben we niet genoeg gedaan aan de publieke opinie van de Palestijnse gemeenschap om die te overtuigen wat dit werkelijk voorstelt”
Documenten
Uit de Statuten van Al Fatah
Artikel 4. De Palestijnse strijd is een onverbrekelijk onderdeel van de wereldwijde strijd tegen zionisme, kolonialisme en internationaal imperialisme.
Artikel 6. VN-projecten, akkoorden en resoluties, of die van welk individueel land dan ook, welke het recht van het Palestijnse volk op haar thuisland ondermijnen, zijn illegaal en van de hand gewezen.
Artikel 7. De zionistische beweging is racistisch, koloniaal en agressief in zijn ideologie, doelstellingen, organisatie en methodes.
Artikel 8. De Israelische existentie in Palestina is een zionistische invasie met een koloniale expansionistische basis, en het is een natuurlijke bondgenoot van kolonialisme en internationaal imperialisme.
Artikel 12. Volledige bevrijding van Palestina en de uitroeiing van het zionistische economische, politieke, militaire en culturele bestaan.
Artikel 19. Gewapende strijd is een strategie en geen tactiek, en de gewapende revolutie van het Palestijns-Arabische volk is een beslissende factor in de bevrijdingsstrijd en bij het ontwortelen van de zionistische existentie, en deze strijd zal niet eindigen totdat de zionistische staat vernietigd is en Palestina volledig bevrijd is.
Artikel 25. Het de desbetreffende landen in deze wereld ervan overtuigen dat zij, als een methode om het probleem op te lossen, joodse emigratie naar Palestina voorkomen.
De door Jasser Arafat voorgezeten Fatah-beweging is de belangrijkste fractie van de PLO. De statuten (niet te verwarren met het PLO handvest) zijn na het sluiten van de Israelisch-Palestijnse Oslo akkoorden volledig van kracht gebleven en zijn onder andere te lezen op de officiële internetsite van de Fatah-beweging (http://www.fateh.net/e_public/constitution.htm).
——————————————————————————–
9. Hoe betrouwbaar is Arafat?
In haar verklaring van 28 januari 2002 stelde de Europese Ministerraad: Israel heeft de Palestijnse Autoriteit en zijn gekozen president, Jasser Arafat nodig als partner om mee te onderhandelen, zowel om terrorisme uit te roeien als om naar vrede toe te werken. Arafat is inderdaad de (in januari 1996) gekozen leider van de Palestijnse Autoriteit. Israel heeft dus weinig andere keus dan met hem te onderhandelen.
Het probleem voor Israel echter is dat Arafat zo onbetrouwbaar is. Telkenmale heeft hij beloofd het vredesproces te willen hervatten en terreur te bestrijden, zonder dat het tot concrete acties kwam. Als je met dit soort partners moet onderhandelen, moet je voortdurend voorbereid zijn, dat je belazerd wordt. Onderhandelen met iemand die nooit woord houdt, betekent dat je zelf steeds de goederen levert, terwijl de ander nooit betaalt.
Arafat heeft altijd alle overeenkomsten geschonden, ook die met Arabische partners.
Zo steunde Arafat in 1991 de Irakese president Saddam Hoessein in zijn agressie tegen Koeweit. Daarmee keerde hij zich tegen de Golfstaten die de PLO jarenlang hadden ondersteund. Niemand begreep hoe het moegelijk was dat de man die de Israelische bezetting bevocht, nu plotseling voorstander was van de bezetting van Koeweit. In september 1970 voerde Arafat’s PLO en andere Palestijnse organisaties een burgeroorlog met het Bedoeïenenleger van koning Hoessein van Jordanië. De PLO werd verslagen en moest vluchten.
Jasser Arafat kreeg in 1994 de Nobelprijs voor de vrede, samen met Jitschak Rabin en Shimon Peres voor het tekenen van de Oslo akkoorden. Daarbij leek volledig te zijn vergeten hij een terroristisch verleden had.
In 1971 hielp hij de terreurbeweging de Zwarte September oprichten. De bloedigste door deze organisatie gevoerde terreuractie was de gijzeling van de Israëlische deelnemers aan de Olympische spelen in München op 5 september 1972, waarbij elf Israëliërs werden vermoord. In 1974 werden 26 Joodse schoolkinderen in Ma’alot vermoord. Deze aanslag werd uitgevoerd door een cel van de terrorist Naif Hawatmeh. Een van de bloedigste aanslagen vond plaats op de kustweg tussen Haifa en Tel Aviv in maart 1978. Hierbij werden 35 Israëliërs door terroristen vermoord.
Met regelmaat vergelijkt Arafat de met Israel gesloten Oslo akkoorden met de ´vrede van Hudabiya´.
Dat verdrag van moslimleider Mohammed met de inwoners van Mekka uit 627 werd door Mohammed opgezegd toen de Moslims sterk genoeg waren om een oorlog tegen de inwoners van Mekka te kunnen winnen. Die vergelijking werd door hem al in mei 1994 in de moskee van Johannesburg gebezigd. Een half jaar na de Oslo akkoorden.
Arafat veroordeelt terrorisme in het Engels en roept in het Arabisch op tot het plegen van terrorisme.
Meerdere malen heeft hij schriftelijk geweld afgezworen. Parallel daaraan heeft hij steeds opgeroepen tot geweld en heilige oorlog tegen Israel en het ‘martelaarschap’ van zelfmoordterroristen verheerlijkt.
Arafat staat aan het hoofd van een corrupte regering.
Volgens het Israelische ministerie van buitenlandse zaken (mei 2002) besteedde de Palestijnse Autoriteit 9 miljoen dollar van de Europese Commissie per maand aan salarissen van terroristen van El Fatah. Dit EU-geld was bedoeld voor de opbouw van de Palestijnse gebieden. Een ander voorbeeld: Volgens de NRC van 27 februari 2001 is het onder de Palestijnen een bekend feit dat het aannemersbedrijf van minister van Burgerzaken Tarifi miljoenen verdient bij de bouw van joodse nederzettingen in de Palestijnse gebieden.
Citaten
De Amerikaanse bemiddelaar Anthoni Zinni omschreef Arafat na hun eerste ontmoeting als ‘de meest onbetrouwbare persoon die ik in mijn hele leven heb ontmoet’. Ook noemde hij Arafat een ‘mafialeider’.
President Bush over Arafat : “Hij heeft tot dusver nog nooit mijn vertrouwen gewonnen''. Bush reageerde op de vraag of hij Arafat als betrouwbaar beschouwt. Arafats leiderschap heeft volgens Bush gefaald. ( RTL4 6-5-2002)
De oud-minister van Buitenlandse Zaken, Shlomo Ben Ami over Arafat in Ha’aretz 14-9-2001: “Arafat is geen partner. Sterker, Arafat is een strategische bedreiging. Hij brengt de vrede in het Midden Oosten in gevaar en in de hele wereld. (….) Moreel in inhoudelijk weigert hij Israels recht op bestaan te erkennen. Hij accepteert niet het idee van twee staten voor twee volkeren.â€Â
Arafat roept op tot Jihad
“Broeders, geliefden: ik dank jullie uit de grond van mijn hart. Jullie in Hebron tonen heldhaftige en legendarische standvastigheid. (……) Zij zullen klaarstaan om dit land tot de Dag der Oordeels te verdedigen. Hun martelaar staat gelijk aan zeventig martelaren. Dit is onze lotsbestemming, broeders. Dit is een gunst van Allah, dat wij dit land tot de Dag des Oordeels zullen verdedigen. (……) Ja broeders, wij houden vast aan dit land. Wij bevinden ons in het land der standvastigheid. Onze heldhaftige martelaars, verpersoonlijkt door Faris Awdah, die martelaar werd terwijl hij een steen droeg om die naar een Israelische tank te werpen.
Arafat vraagt de menigte vervolgens het volgende te scanderen: “Met onze ziel en bloed zullen wij je verlossen, o Palestina!†en herhaalt dat driemaal.
Ja broeders, met onze ziel en ons bloed zullen wij jou verlossen, o Palestina. (…) Zij zeiden wel: Allah is groot! Glorie aan Allah en zijn profeet! Jihad, jihad, jihad, jihad, jihad!“
Uitzending van Gaza Palestina Satelliet Televisie (het officiële tv-station van de Palestijnse Autoriteit), 26 januari 2002.
——————————————————————————–
Terrorisme
Slachtoffers terrorisme sinds 29 september 2000.
Bron: Israel Defense Forces. Update: 4 juli 2004.
Slachtoffers Burgers Veiligheidstroepen Totaal aantal Israelische slachtoffers
Gewond 4520 1925 6445
Gedood 676 293 969
Details van gedode Israelische burgers en veiligheidstroepen
Type aanval Israelische burgers Veiligheidstroepen Totaal
Steniging 2 0 2
Messensteken 6 0 6
Aanrijding 1 7 8
Lynchen 17 2 19
Schieten 94 106 200
Schieten vanuit een auto 28 9 37
Schieten op auto's vanuit een hinderlaag 68 13 81
Schieten op steden en dorpen 16 6 22
Schieten op militaire installaties 0 26 26
Bomaanslagen 24 43 67
Zelfmoord bomaanslagen 402 48 450
Autobommen 15 23 38
Mortierbommen 2 1 3
Overige 1 9 10
Totaal 676 293 969
Weblinks
Israelische ministerie van buitenlandse zaken: Facts About Israel - History - The State of Israel
——————————————————————————–
©CIDI, 2004