Welkom op het forum van startpagina!

Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.

Naar overzicht van alle forums

Islam vredelievend? Eerst de dood van Van Gogh en dan een Jihad?

  • Frieda47S28

    Yasser Arafat & de PLO

    We starten in 1929, het geboortejaar van Arafat. In het Brits Mandaatgebied heersen grote spanningen. De achteroom van Arafat is de Groot-Moefti van Jeruzalem stookt de Arabische bevolking op tegen de aanwezige Joden. De naam van deze Groot-Moefti is Muhammad Amin Al-Hoesseini. Dit was de beste vriend van Adolf Hitler. Van deze Groot Moefti is ook het idee gekomen om gebruik te maken van gaskamers tijdens de Shoa (Holocaust). Deze Moefti is verantwoordelijk voor talloze rellen in het Brits Mandaat tegen de Joodse gemeenschap. Ook heeft hij in het Derde Rijk gesmeekt of Tel Aviv gebombardeerd kon worden. Uit militaire overwegingen is dit niet gebeurd. Opgestookt door de sterk antisemitistische Groot-Moefti werden er frequent pogroms in Palestina georganiseerd. In Chevron (Hebron), Tibirias, Jeruzalem, Jaffa en Safet werden in 1929 de ongewapende Joodse gemeenschap uitgemoord. De aanwezige Britse groepen grepen niet in toen dit gebeurde. Zoals al gezegd was de achterneef van de Moefti de in 1929 geboren Egyptenaar Abd al-Rachman abd al-Rauf Arafat al-koed Al-Hoesseini. Nu beter bekend onder de naam Jasser Arafat. Die naamsverandering was nodig om Arafat niet zo direct te associëren met de Groot Moefti en zijn nazistische praktijken. Het is eveneens wel opvallend dat Jasser Arafat in Cairo is geboren en dus in elk geval geen ‘Palestijnse’ Arabier is zoals de NOS ons dit vaak presenteert.

    Arafat

    Samen met de troepen van de Gross Mufti (zoals Adolf Hitler de Moefti noemde) vocht Yasser Arafat in 1948 tegen Israël in de Onafhankelijkheidsoorlog. In 1953 sluit Arafat zich aan bij de Fedajoen (zelfmoordenaars). Vanaf 1955 vallen de Fedajoen met grote regelmaat vanuit de Gazastrook Israël grensnederzettingen binnen waar zij tallozen vermoorden, brandstichten et cetera. De Fedajoen zijn de voorloper van de Fatach. In 1956 vecht Arafat tijdens de Suezcampagne nog tegen Israël. Nadat deze door Israël is gewonnen vlucht Arafat naar Koeweit, mede omdat hij in 1957 wordt verbannen door Egypte omdat hij een bedreiging vormt. Hier probeert hij steun te krijgen van de Ba’ath partij uit Syrië. Ba’ath is ook de partij van Saddam Hoessein in Irak. Het Syrische leger gaat Fatachmilitanten trainen en bewapenen. De Fatach is de militaire arm van de Palestinian Liberation Organisation, mede opgericht door Arafat zelf. Vanuit de Golanhoogte (Syrië) blijft Arafat Israël aanvallen. In 1964 wordt de Palestinian Liberation Organisation (PLO) opgericht. Dit gebeurd door onder andere Achmad Shoekeiri en Jasser Arafat. In 1965 volgt de oprichting van de Fatach, de militaire tak van de PLO. De PLO is geinspireert door de Algerijnse filosoof Frantz Fanon, een schrijver die geweld op een bijna religieuze wijze verheerlijkt (De Lange, 2002, p. 15). Na de zesdaagse oorlog in 1967 gaat Arafat meer vanuit de Bevrijde Gebieden (Westelijke Jordaanoever & Gaza) opereren. Door ingrijpen van Israël krijgt Arafat hier weinig voet aan de grond en hij gaat Israël vanuit de Oostelijke Jordaanoever en vanuit het noordelijke Libanon bestoken. Ten tijde dat de Arabische Liga gezamenlijk heeft besloten om Israël niet te erkennen, niet met Israël te onderhandelen en geen vrede met Israël te sluiten raast de terreur in het land zelf in volle vaart voort. Bomaanslagen in Tel Aviv, in de Hebreeuwse universiteit, bij het Amerikaans Consulaat. Toen al werden er na verloop van tijd dagelijks aanslagen gepleegd. Arafat zat nog steeds in Jordanië. Intussen groeide zijn macht hier. Arafats Fatach inde zijn eigen belasting, rekruteerd Jordaanse jeugd. Uiteindelijk krijgt Arafat zelfs veel macht in het kabinet van Jordanië. Arafat dwingt koning Hoessein van Jordanië om zijn tegenstanders uit zijn kabinet te ontslaan. Intussen wordt de sfeer grimmiger in Jordanië. Hotels in Amman worden ingenomen, Europese gasten gegijzeld, de militaire attaché van de VS wordt ontvoerdd en vermoord. Verscheidene Amerikaanse vrouwen worden verkracht en een Franse diplomaat wordt verwond (De Lange, 2002, p.18). Intussen groeit het nationale inkomen van de Arabieren in de Bevrijde Gebieden met 15 procent per jaar. Hierdoor is de plaatselijke bevolking steeds minder geinteresseerd in terreur.

    Arafats terreur

    Vanaf 1968 begint de terreur drastische vormen aan te nemen. Een opsomming van van Arafats terreur. In 1968 wordt door Arafats terroristen een EL AL vliegtuig gekaapd. In 1969 voert Arafat, de uitvinder van het luchtvaartterrorisme een aanval uit met bommen op Israeli’s op het vliegveld van Munchen. In 1970 wordt een bus met schoolkinderen aangevallen door Arafats troepen. Een andere ‘Palestijns’ Arabische groep laat een vliegtuig van SwissAir op weg naar Tel Aviv en een vliegtuig van Austrian Airlines in de lucht ontploffen. In ditzelfde jaar worden vier vliegtuigen van SwissAir, PanAm, TWA en BOAC met in totaal 310 passegiers aan boord ontvoerd naar een verlaten landingsstrook in de Jordaanse woestijn. Arafat eist van Groot-Brittanië, West Duitsland en Zwitserland dat zij de ‘palestijns’ Arabische gevangenen vrijlaten. In Buenos Aires wordt de Israëlische stand tijdens een handelstentoonstelling aangevallen. In Londen ontmantelt men tijdig een bom in het kantoor van de Israëlische handelsvloot. In Paraguay wordt een medewerkster van de Israëlische ambassade vermoord door Arafats aanhangers. In Den Haag ontploft een bom in de Israëlische ambassade. Hetzelfde geldt voor de Israëlische ambassade in Bonn. In Buenos Aires wordt een Joodse school in brand gestoken, in Praag brandt een synagoge af, in Keulen sterven veel Joodse bejaarden nadat hun tehuis door toedoen van Arafats terreur in brand wordt gestoken (De Lange, 2002, p.20-21). Deze lijst kunnen we nog met talloze A4-tjes uitbreiden. In 1970 worden nog drie vliegtuigen gekaapt en in Jordanië neergezet. Nu is voor de koning Hoessein van Jordanië tijd om terug te slaan. De Jordaanse troepen vallen massaal de terreurbende van Jasser Arafat aan. In ruim een week worden 40.000 ‘palestijnse’ Arabieren uit het land gegooid. Dit ondanks de steun van Irak, Rusland en Syrië aan Arafat. Intussen balanceert Jordanië op de rand van de afgrond. Arafat trekt met de PLO en de Fatach naar Libanon Israël sluit vrede met president Nassar van Egypte, dit is de reden waarom Nassar later vermoord zou worden. Intussen blijft Arafat actief. Op het vliegveld in Tel Aviv worden 26 mensen doodgeschoten, in Ma’alot worden 120 kinderen gegijzeld door Arafats handlangers. Een hele kinderklas wordt doodgeschoten door de PLO ‘verzetsstrijders’. In ditzelfde jaar houdt Arafat een toespraak voor de Algemene Vergadering van de VN. Hierdoor krijgt de PLO de status als waarnemer. Intussen blijft de terreur doorgaan. Een autobus wordt gekaapt, 34 Israëli’s worden vermoord. In 1976 wordt er opnieuw een vliegtuig gekaapt dat vanaf Tel Aviv naar Parijs vliegt. De gegijzelden worden bevrijd door Special Forces van het Israëlische leger (operatie Thunderball). Arafat zit intussen nog steeds in Libanon. De terreur gaat onverminderd voort. Verreweg de meeste aanslagen noemen we niet eens in dit artikel. In Libanon is een burgeroorlog aan de gang. Arafat slacht honderdvijftigduizend (150.000!!!) christelijke Libanezen af. Voor Israël is de maat vol. Het Israëlische Leger trekt Libanon in en verjaagd de PLO hier, deze vlucht naar Tunis, de nieuwe thuisbasis. Er is een apart artikel aan Sabra & Sjatilla (1982) gewijdt, hier gaan we niet op deze zaak in. Nog vele vliegtuigkapingen, bomaanslagen op scholen, markten, bioscopen, brandstichting en andere terroristische aanslagen volgen. In 1986 stijgt het aantal terroristische aanslagen tot in 1987 de eerste Arabische intifadah uitbreekt. Jasser Arafat roept de ‘Palestijnse’ staat uit en benoemd zichzelf tot ‘president’. ter viering hiervan worden onder andere 22 biddende Joden in de synagoge van Istanboel vermoord.

    Vredesproces

    In 1993 beweerd Arafat de terreur voorgoed af te zweren en hij ondertekent de Osloakkoorden. Direct na de ondertekening van deze akkoorden hield Jasser Arafat een speech in een moskee in Johannesburg. ‘In de naam van Allah… geloof me er is nog veel te doen. De Jihad zal doorgaan, onze hoofdstrijd is Jeruzalem. Jeruzalem… en hier zijn we, - ik moet ronduit spreken - ik kan het niet zonder de steun van het Islamitische volk. Nee, jullie moeten komen en strijden. De Jihad moet beginnen om Jeruzalem te bevrijden. Nee, het is hún hoofdstad niet, Het is onze hoofdstad! Jullie hoofdstad! Dit verdrag - ik beschouw het niet meer dan het verdrag getekend tussen onze profeet Mohammed en de Kuraish stam, het verdrag van Hudaybiyyah, - een verachtelijk bestand’. Met het verdrag van Hudaybiyyah wordt de schijnvrede bedoeld van Mohammed met Mekka. Na twee jaar schijnvrede viel Mohammed plotseling Mekka aan en slachtte daar alle mannen af. Arafat verhuist vanuit Tunis naar Gaza en krijgt in 1994 de Nobelprijs voor de vrede(!). Dat zegt wel iets over de maatstaven van het Nobelprijscomité. De terreur blijft gestaagd doorgaan. Onder leiding van Jasser Arafat. In een Israëlisch veiligheidsrapport staat dat Arfat terreur als legitiem middel blijft gebruiken. De PLO wil geen vreedzame staat naast Israël, maar wil geheel Israël.

    De tweede Intifadah

    In het jaar 2000 werden er weer vredesonderhandelingen gevoerd tussen Israël en de PLO. Ditmaal door de Israëlische premier Barak. Barak bood in Camp David aan Arafat een souvereine ‘Palestijnse’ staat aan. Arafat zou Oost Jeruzalem, Gaza en bijna geheel Judea en Samaria in handen krijgen. Dit aanbod sloeg Arafat af en de tweede intifadah brak uit. Het Amerikaans Congres Research Rapport brengt naar buiten dat Arafat twaalf miljard dollar aan eigen vermogen heeft. Dit gebruikt hij in elk geval niet om de in Israël woonachtige Arabieren te helpen. De Londense Daily Telegraph meldt zelfs dat de PLO vijftig miljard dollar op haar rekening heeft staan. Intussen blijft de Europese Unie veel subsidie verstrekken aan de PLO en het hele terreurnetwerk van Jasser Arafat. De ‘palestijnse’ kranten blijven berichtgeven dat Israël bezig is om hun bevolking te vergiftigen, dat Israeli’s hondsdolle honden in betlechem hebben losgelaten. En intussen lijkt de internationale gemeenschap steeds meer de zijde te kiezen van Yasser Arafat.

  • Frieda47S28

    Centrum Informatie en Documentatie Israel > Arabisch-Israelisch conflict

    ——————————————————————————–

    Arabisch-Israelisch conflict

    CIDI publicaties

    On-line publicatie: Israels bestuur over de Westoever en Gaza 1967-1994

    On-line publicatie: De akkoorden tussen Israel, de PLO en Jordanie

    Gedrukte publicaties: Relatie tot Palestijnen en staten in de regio en De Palestijnen

    Veelgestelde vragen

    Wie is verantwoordelijk voor de eind september 2000 begonnen geweldsgolf (de ‘tweede intifada’)?

    Hoe komt het dat er meer Palestijnse slachtoffers zijn gevallen? Telt een Palestijns leven niet?

    Wat kwam eerst - terrorisme of ‘bezetting’?

    Zijn geweld en vredesbesprekingen te combineren?

    Waarom trekt Israel zich niet terug uit de in 1967 veroverde gebieden?

    Heeft het geweld een economische achtergrond?

    Hoe moet men omgaan met de Palestijnse aanspraken op het zogenoemde ‘recht op terugkeer’?

    Is vreedzame coëxistentie tussen Israel en de Palestijnen mogelijk?

    Hoe betrouwbaar is Arafat?

    ——————————————————————————–

    1. Wie is verantwoordelijk voor de eind september 2000 begonnen geweldsgolf (de ‘tweede intifada’)?

    In het tumult dat het Midden-Oosten de afgelopen periode, sinds september 2000, heeft overspoeld worden soms drie simpele, maar belangrijke feiten uit het oog verloren:

    dat de Palestijnen met voorbedachte rade het geweld zijn begonnen;

    dat de Palestijnse Autoriteit een vergaand vredesaanbod van de Israelische premier Barak hebben afgewezen;

    dat de Palestijnse gewelddadigheden al waren begonnen, voordat Ariel Sharon, toen nog oppositieleider, de Tempelberg in Jeruzalem opging.

    Volgens een onderzoek van de Israelische opiniepeiler, Dahaf op 13 mei 2002 is 63% van de Israeli's voorstander van een Palestijnse staat in het kader van het een vredesregeling. Land in ruil voor vrede is steeds het beleid van de opeenvolgende Israelische regeringen geweest. In 1967, onmiddellijk na het in handen krijgen door Israel van de Westelijke Jordaanoever, Gazastrook, Golanhoogte en de Sinaiwoestijn verklaarde de toenmalige premier van Israel Eshkol bereid te zijn deze gebieden weer te ontruimen in ruil voor vrede. De Arabische landen en de PLO wezen dit aanbod op de topconferentie in Khartoem op 1september 1967 af.

    Onderhandelingen zijn tot op heden de enige manier geweest om Israel tot het opgeven van bezet gebied te brengen. In 1979 sloten Israel en Egypte vrede, waarbij de toenmalige Likoedregering alle in 1967 op Egypte veroverde gebieden teruggaf. De Joodse nederzettingen in het noorden van de Sinaiwoestijn werden door Israel ontmanteld. In 1994 sloten Jordanië en Israel vrede, waarop Israel alle op Jordanië veroverde gebieden teruggaf en een extra hoeveelheid water cadeau deed.

    Ook de op 13 september 1993 tussen de PLO en Israel gesloten Oslo akkoorden gingen uit van het - weliswaar gefaseerde - principe land in ruil voor vrede.

    Terwijl de Israëli's een groot deel van hun afspraken onder de Oslo akkoorden zijn nagekomen, met als belangrijkste de overdracht van delen van de Westbank en de Gazastrook aan de Palestijnse Autoriteit - als gevolg waarvan 97 procent van de Palestijnen zich al jaren onder het bestuur van Arafat bevindt – hebben de Palestijnen vrijwel al hun verplichtingen onder de Oslo akkoorden structureel geschonden, met als belangrijkste het afzien van geweld als middel om politieke doelstellingen te verwezenlijken.

    Tijdens de Camp David onderhandelingen van juli 2000 en de Taba onderhandelingen in januari 2001 wees Arafat het vergaande aanbod van Ehud Barak om 97% van de bezette gebieden aan de Palestijnen over te dragen, af.

    Arafat wenste 3,5 miljoen Palestijnen naar Israel te laten immigreren en nam daarmee een onverzoenlijke positie in.

    De Amerikaanse president Bill Clinton wees Arafat aan als schuldige voor het mislukken van de onderhandelingen in Camp David.

    Arafat koos voor geweld, omdat hij dacht dat Israel dan zou toegeven aan eisen die hij niet aan de onderhandelingstafel gerealiseerd zag. Kiezen voor geweld is onder de Oslo akkoorden ten strengste verboden. Alle meningsverschillen tussen Israel en de Palestijnen dienen aan de onderhandelings-tafel te worden opgelost.

    De Palestijnse Autoriteit begon al in de zomer van 2000 met het treffen van voorbereidingen voor het ontketenen van de geweldsgolf.

    Zij richtten een illegale paramilitaire en terroristische infrastructuur op met het doel die tegen Israel in te zetten. Jongeren werden in de zomer van 2000 getraind in het plegen van geweld in de kampen van de zogenaamde Tanziem, de jongerenorganisatie van El Fatah. Deze activiteiten sloten aan bij de opvatting van de Palestijnse bevolking in die tijd. Een opiniepeiling uit begin november 2000 van de Bir Zeit Universiteit laat zien dat 91,5 % van de Palestijnen niet in vrede gelooft, tenzij het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk wordt opgelost. 74,3% van de Palestijnen wilde niet alleen soevereiniteit over Oost-Jeruzalem, maar ook over West-Jeruzalem.

    In september 2000 werden de Palestijnen door de Palestijnse leiders, media en moskeeën opgehitst tot het onmiddellijk aangaan van de confrontatie met Israel. Deze confrontatie was al begonnen voordat de toenmalige oppositieleider Sharon op 29 september 2000 de Tempelberg, vergezeld van honderden politiemensen, opging.

    De dag ervoor was bij een bomaanslag in Gaza een Israe-lische militair gedood. Trouwens sinds wanneer kunnen Joden niet de Tempelberg, die formeel nog steeds onder Israelische soevereiniteit is, betreden? Feit is dat het bezoek van Sharon, de toch al gespannen sfeer tussen Israeli’s en Palestijnen op scherp zette en als zodanig als provocatief is de kenschetsen.

    De Palestijnse Autoriteit heeft grote hoeveelheden wapens (waaronder mortieren en anti-tank en anti-vliegtuigraket-ten), munitie en explosieven naar de Palestijnse gebieden gesmokkeld.

    Dit bleek o.m. tijdens de “Operatie Defensive Shield”, die het Israelische leger in Palestijns gebied op de Westelijke Jordaanoever in april 2002 uitvoerde. Bovendien worden in de Palestijnse gebieden wapens geproduceerd, zoals mortiergranaten en zogenaamde Kassam-raketten. Onder de Oslo akkoorden mogen de Palestijnen over slechts een beperkt aantal lichte handwapens en geweren beschikken.

    De Palestijnse Autoriteit heeft - vooral op aandringen van de VS – na aanslagen weliswaar terroristen van Hamas en de Islamitische Jihad aangehouden, maar die steeds weer via het ‘draaideurprincipe’ in vrijheid gesteld, waarmee die terreur-organisaties het groene licht kregen voor nieuwe aanslagen tegen Israelische burgers.

    De verantwoordelijken voor de moord op de Israelische minister, Ze’evi, zochten tijdens de operatie Defensive Shield hun toevlucht in het belegerde hoofdkwartier van Jasser Arafat. De zes werden uiteindelijk uitgeleverd en onder Amerikaans en Engels toezicht in een gevangenis geplaatst.

    Citaten

    Dennis Ross over Arafat in Taba

    De Amerikaanse bemiddelaar Dennis Ross over het door Arafat tijdens de onderhandelingen op 21 januari 2001 in Taba afwijzen, van nieuwe Amerikaanse ideeën voor de beëindiging van het Palestijns-Israelisch conflict. Het voorstel ging verder dan het Israelische aanbod dat in de zomer van 2000 in Camp David was gedaan.

    'De ideeën werden op 23 december door de president gepresenteerd en zij kwamen kort gezegd op het volgende neer: Met betrekking tot grenzen zou er door de Israeli’s een annexatie zijn van 5 procent en een ruil van 2 procent. Dus de Palestijnen zouden netto 97 procent van het gebied krijgen.

    Over Jeruzalem: de Arabische wijken van Oost-Jeruzalem zouden de hoofdstad van de Palestijnse staat worden.

    Over de kwestie van de vluchtelingen: de vluchtelingen zouden het recht krijgen om naar hun eigen staat terug te keren, niet naar Israel. Maar er zou ook een internationaal fonds komen van 30 miljard dollar. Dat zou worden bedoeld voor compensatie, of voor de kosten van repatriëring, hervestiging, rehabilitatie.

    En waar het gaat om veiligheid: in de Jordaanvallei zou er een internationale aanwezigheid komen in plaats van de Israeli’s.

    Dit waren allesomvattende ideeën, zonder precedent, heel vergaand. Ze waren volgens ons een opsomming van hetgeen iedere partij zou kunnen accepteren, na duizenden uren van debat en gesprekken tussen beide partijen.

    Arafat kwam op 2 januari naar het Witte Huis, sprak daar met de president en ik was daar in de Oval Office. Hij zei ja, en toen kwam hij met bedenkingen die er in feite op neer kwamen dat hij werkelijk alles afwees waar hij had moeten inleveren.

    Met betrekking tot Jeruzalem was het de bedoeling dat de Israeli’s soevereiniteit over de Westmuur zouden krijgen. Dat wees hij af. Hij wees het idee over de vluchtelingen af. Hij wees de voorstellen over veiligheid af. (…)

    Ik geloof er niet in dat hij het conflict kan beëindigen. Er stond één cruciale bepaling in deze overeenkomst, en die was: hiermee is het conflict beëindigd. Arafats hele leven is geregeerd door strijd en een zaak. Bij alles wat hij als leider van de Palestijnen heeft gedaan heeft hij altijd alle opties opengehouden, nooit een deur gesloten. Hem werd hier gevraagd: je moet de deur sluiten. Beëindiging van het conflict betekent voor hem dat hij een eind aan zichzelf maakt.’

    (Interview met Amerikaanse tv-zender Fox News, 21 april 2002.)

    Het zaaien van haat en het ophitsen tot geweld tegen Israel

    ‘Het is niet voor niets dat de Koran ons voor de haat van de Joden waarschuwt en hen bovenaan de lijst met de vijanden van de islam plaatst. Momenteel brengen de Joden de wereld tegen de moslims in het geweer en gebruiken zij alle soorten wapens. Zij plunderen de dierbaarste plaats van de moslims, na Mekka en Medina en bedreigen de plaats waarheen de moslims zich in eerste instantie tijdens het gebed wendden, en de derde heiligste stad na Mekka en Medina. Op die plaats willen zij hun tempel bouwen.

    We zeggen tegen hen: “Als jullie denken dat de tijd gekomen is, dan zullen wij jullie bewijzen dat de tijd gekomen is om een eind aan jullie arrogantie te maken, en dat jullie verwoesting en puinhopen op jullie zelf zullen brengen.”

    Het bezoek van generaal Sharon op 28 september brengt niet de denkbeeldige vrede dichterbij, maar het oplaaien van de haat en vijandschap.’

    Uit de rechtstreeks op de Palestijnse tv uitgezonden preek die Sheik Hian Al-Adrisi op 29 september 2000 hield ten overstaan van 22.000 gelovigen in de Al Aksamoskee in Jeruzalem (geciteerd in het rapport van de Mitchell Commissie, 4 mei 2001).

    Bekentenis dat de intifada was gepland

    Sprekend op een symposium in Gaza, bevestigde de Palestijnse minister van Communicatie, Imad Al-Falouji, dat de Palestijnse Autoriteit meteen na de afronding van de Camp David besprekingen was begonnen met het treffen van voorbereidingen voor het uitbreken van de huidige intifada, dit op basis van instructies die door president Arafat zelf waren gegeven. De heer Falouji verklaarde voorts dat Arafat deze intifada is begonnen als een belangrijk onderdeel van het onveranderlijke Palestijnse standpunt in de onderhandelingen, en niet alleen was bedoeld als een protest tegen het bezoek van de Israelische oppositieleider Ariel Sharon aan de Haram al-Sharif .

    Uit het semi-officiële Palestijnse dagblad Al-Ayyam van 6 december 2000.

    Bevestiging dat de intifada was gepland

    "De ‘Al-Aksa Intifada’ werd niet veroorzaakt door het bezoek van Sharon "

    Uit het rapport van 4 mei 2001 van de Mitchell Commissie, die namens de internationale gemeenschap een onderzoek verichtte naar de oorzaken en feiten van de in september 2000 begonnen geweldsgolf.

    ——————————————————————————–

    2. Hoe komt het dat er meer Palestijnse slachtoffers zijn gevallen? Telt een Palestijns leven niet?

    Vanaf het begin van de zogenaamde Al-Aksa intifada, in september 2000, tot 12 mei 2002 vonden bijna 1.500 Palestijnen en 490 Israeli’s bij het geweld de dood. Aan Palestijnse kant vielen tot 12 mei 2002 tienduizenden gewonden (exacte cijfers zijn niet bekend), aan Israelische kant 3.919.

    Achter deze kille cijfers schuilt veel leed. Elke dode, zowel aan Israelische als aan Palestijnse zijde valt te betreuren. De getalsverhoudingen zeggen evenwel niets over gelijk of ongelijk

    Het principiële verschil tussen de twee groepen slachtoffers is, dat verreweg de meeste Israeli’s stierven door Palestijnse zelfmoordaanslagen op burgerdoelen in Israel. Cafés, winkelcentra, discotheken en bussen - plaatsen waar veel jonge mensen samenkomen - en armere immigrantenfamilies, werden hiervan het slachtoffer. Israelische militairen in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever of inwoners van de omstreden Joodse nederzettingen werden in mindere mate aangevallen.. De Palestijnen die om het leven kwamen of gewond raakten, beraamden zelf geweld, kwamen om bij Israelische acties tegen terroristenbolwerken, of provoceerden bij het begin van de intifada het Israelische leger. Nooit was of is het doden van Palestijnse burgers het doel van het Israelische militaire optreden.

    Vergelijkt men het aantal burgerslachtoffers aan Palestijnse kant over de laatste anderhalf jaar met de ca. 10.000 doden in Afghanistan als gevolg van de Amerikaanse acties, dan kan men niet anders dan concluderen dat alle beschuldigingen van ‘massa-moord, slachtingen of nazi-optreden’ aan het adres van Israel misplaatst zijn. Degenen deze termen in de mond nemen, maken zich opzettelijk schuldig aan ophitsing en geschiedvervalsing.

    Het relatief grote aantal Palestijnse slachtoffers in de eerste maanden van de geweldsgolf kan verder als volgt worden verklaard:

    Het door de Palestijnse Autoriteit bewust en op grote schaal inzetten van burgers, waaronder schoolkinderen, in zelfgekozen zeer gewelddadige confrontaties met Israelische militairen

    Het door opgehitste menigten - met kinderen in de frontlinies - met molotovcocktails, stenen en katapulten bestormen van kleine (en vaak geïsoleerde) Israelische fortificaties waar achter zich goed bewapende en getrainde militairen bevinden. Soms beschoten Palestijnse politieagenten en militieleden met vuurwapens Israelische militaire posities, waarbij aanvallende menigten als menselijke schilden worden ingezet.

    Het door de Palestijnse terreurorganisaties bewust en op grote schaal opereren in en vanuit civiele posities

    Het vestigen van hoofdkwartieren, wapen- en bommenfabriekjes, wapenopslag-plaatsen, fortificaties en schuilplaatsen in woonwijken, scholen, moskeeën en kerken. Dat was o.m. het geval in het vluchtelingenkamp van Jenin.

    Het door de Palestijnse leiders, media, onderwijsinstellingen en moskeeën propageren van het zogenaamde martelaarschap

    Zo trof het Israelische leger tijdens de Operatie Defensive Shield in vrijwel alle scholen op de Westelijke Jordaanoever posters aan waarin de Shahids, de Palestijnse martelaren die zichzelf hadden opgeblazen, werden verheerlijkt. Op vele van die posters werden de portretten van de zelfmoordenaars afgebeeld.

    Zoals gezegd; het aantal doden niets zegt over wie gelijk heeft of niet. Zo vielen er tijdens de Tweede Wereldoorlog als gevolg van oorlogshandelingen meer slachtoffers onder de Duitse burgerbe-volking, dan onder de Britse of de Amerikaanse.

    De Israelische inlichtingendienst en politie handelen bovendien effectief. Er zijn de afgelopen periode honderden Palestijnse terreuraanslagen, waaronder één op een flatgebouw in Tel Aviv, verijdeld. Was dat niet gebeurd, dan lag de dodenbalans anders.

    Het feit dat de Palestijnen bij het plegen van geweld burgers, - en met name kinderen - inzet, heeft alles te maken met de strijd om de publieke opinie. Minister van Buitenlandse Zaken Peres verklaarde in Den Haag in oktober 2000 op een solidariteitsbijeenkomst voor Israel: “Deze strijd wordt via de media in de huiskamers beslist” Vandaar dat Israel er alles aan doet om burger-slachtoffers onder de Palestijnen te voorkomen. Het land betaalt daarvoor een hoge prijs, zoals in Jenin, waar in april 2002 23 Israelische soldaten sneuvelden bij het zoeken naar in een vluchtelingenkamp verschanste terroristen. Elke huis zat vol met explosieven. Aan Palestijnse kant vielen ca 50 slachtoffers, merendeels leden van milities.

    De manier waarop de Palestijnen het geweld tegen Israel plegen is strijdig met het oorlogsrecht. Het is burgers verboden zich in gevechtshandelingen te mengen en als zij dat toch doen, plegen zij een oorlogsmisdaden mogen zij gedurende de gehele duur van het conflict als legitiem doelwit worden beschouwd.

    Zie het Model Manual on the Law of Armed Conflict for Armed Forces, een officieel handboek van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) uit 1999.

    Citaten

    Een Israelische reservist over Jenin, waar ‘een massamoord’ zou zijn aangericht:

    Net terug van reservedienst ventileert de 39-jarige Joni Alster, vader van vier kinderen, zijn frustratie: “Ik kom net terug uit een situatie die geen mens zich kan voorstellen. Tien dagen lang ben ik met gevaar voor mijn leven van huis tot huis gegaan om te verifiëren wie er in de huizen waren, waar Palestijnse burgers woonden en van waaruit werd geschoten.

    “Voordat we van onze commandant op een huis mochten schieten van waaruit wij onder vuur werden genomen, gingen er minuten voorbij. Eerst werden de bewoners opgeroepen naar buiten te komen en zich over te geven. Daarna was er tijd nodig om onze commandant opnieuw exacte informatie te geven over het huis, de bewoners, de locatie. Vervolgens moesten we vaak weer wachten voordat we definitief toestemming kregen om terug te schieten of het huis te bombarderen. Alleen als 200 procent zeker was dat er gewapende Palestijnen zaten die zich niet wilden overgeven, en dat er geen vrouwen of kinderen meer binnen waren, mochten wij actie ondernemen.

    “Door die voorzichtigheid zijn 23 van onze soldaten omgekomen. Het was gemakkelijker en minder gevaarlijk geweest als we vanuit de lucht het kamp hadden platgegooid. Helaas zijn er ook onschuldige burgers omgekomen. In zo’n dichtbevolkt kamp was dat onvermijdelijk.

    Als we uit een ander moreel hout waren gesneden, hadden we de boel gewoon platgebombardeerd. Maar zo zitten we niet in mekaar. Daarom doen de beschuldigingen me pijn. Ze zijn gelogen, bedoeld om ons in een kwaad daglicht te stellen.”

    Uit het artikel van Joop Meijers over de strijd in de Palestijnse stad Jenin: ‘Leger woedend over beschuldiging massamoord’, in het Algemeen Dagblad van 17 april 2002.

    ——————————————————————————–

    3. Wat kwam eerst - terrorisme of ‘bezetting’?

    Er wordt met regelmaat beweerd dat Israel de terreur aan zichzelf te wijten heeft, omdat het geen eind maakt aan de bezetting van de tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 op Egypte en Jordanië veroverde gebieden (de Gazastrook, de West-oever en Oost-Jeruzalem). Het Palestijns terrorisme is volgens sommigen een ‘legitieme vorm van verzet’ tegen die bezetting.

    Het tegen Joodse/Israelische doelen gericht Arabisch terrorisme begon echter niet na 1967, maar al in het begin van de twintigste eeuw. Zo werden in de zomer van 1929 door de Arabieren overal in het toenmalige mandaatgebied Palestina verschrikkelijke moordpartijen aangericht. Daarbij kwamen ondermeer tientallen Joden in Hebron om. Ook in 1936 gaf de toenmalige leider van de Palestijnen de Moefti van Jeruzalem (die met de Nazi’s collaboreerde) opdracht Joodse doelen aan te vallen en de Joodse economische sector in Palestina te boycotten.

    Het met twee derde meerderheid aanvaarde delingsplan van de VN voor Palestina van 29 november 1947 werd door alle Arabische staten en de Palestijnse leiders afgewezen. Dit plan voorzag in een Joodse en Palestijns-Arabische staat. De Palestijnen en Arabische leiders meenden echter dat er geen plaats was voor een Joodse staat. De oorlog, die zij op 14 mei 1948 tegen Israel begonnen, had tot doel de Joodse staat te vernietigen.

    Nadat die oorlog mislukte en de Arabische landen in 1949 met Israel een wapenstilstand sloten, werd de anti-Joodse terreur voor een groot deel vanuit de omliggende landen gepleegd. Dat gebeurde door de zogenaamde ‘fedayin’ (Palestijnse guerrilla’s), die op alle mogelijke manieren door hun gastlanden werden gesteund. Alleen al in periode 1951-1955 werden bijna 1.000 Israeli’s bij Palestijnse terreuraanslagen vanuit de Gazastrook en Jordanie gedood.

    Al Fatah, dat tot doel had de Zionisten uit Palestina te verdrijven, werd opgericht in 1959. Dat is 8 jaar voordat Israel de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook verover-de. Arafat was de eerste voorzitter. Op 14 januari 1965 voerde de militaire afdeling van Al Fatah haar eerste aanval op een Israëlisch doel uit.

    De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO werd in 1964 opgericht. Dit gebeurde door de Arabische Liga. Doel was de vernietiging van Israel.

    Hamas en de Islamitische Jihad, Palestijnse fundamen-talistische Moslimorganisaties, die het merendeel van de recente aanslagen op hun geweten hebben, zijn geheel niet geïnteresseerd in beëindiging van de bezetting door Israel. Zij willen de vernietiging van Israel.

    Telkens als er sprake was van een mogelijke doorbraak in de vredesonderhandelingen, namen de aanslagen van beide organisaties toe. Toen in 1996 in Israel de regering Peres aan de macht was, werd Israel getroffen door een golf van terreur op winkelcentra en bussen. Daarop sloot premier Peres de grenzen voor de ca 80.000 Palestijnse werknemers. Dit bracht armoede en ‘Verelendung’ in de bezette gebieden teweeg. Daarop was Hamas precies uit. De uitzichtloosheid onder de Palestijnen leverde de organisatie nieuwe rekruten op voor het plegen van aanslagen en deed de animo voor vrede met Israel dalen.

    Ook tijdens de komst van de Amerikaanse bemiddelaar Zini naar Israel in 2001 voerde Hamas twee cruciale aanslagen uit. Tijdens de Arabische top in Beiruth, eind maart 2002, waar een Saudisch plan voor vrede met Israel werd geaccepteerd, pleegde een zelfmoordenaar van Hamas een aanslag op een hotel, waar het Joodse Paasfeest werd gevierd. Hierbij kwamen 26 personen om en raakten meer dan hon-derd gewond. Het was het startsein voor de Israelische operatie Defensive Shield.

    In 1993 sloten Israel en de PLO de Oslo akkoorden. Op basis daarvan werden, vanaf 1994, grote delen van de Westbank en de Gazastrook door Israel aan de Palestijnse Autoriteit overgedragen. Sindsdien is de veiligheid voor Israeli’s echter sterk afgenomen.

    Jaar Aantal door terreur gedode Israeli’s

    1989 32

    1990 23

    1991 26

    1992 39

    1993 (01/01-13/9)

    38

    1993 (14/9-31/12) 26

    1994 73

    1995 52

    1996 88

    1997 31

    1998 9

    1999 4

    2000 (vanaf 27/09) 47

    2001 198

    2002 (tot 22/04) 224

    Totaal 911 (waarvan 752 na Oslo)

    Conclusie: Niet de bezetting is de oorzaak van het Palestijnse terrorisme. Het omgekeerde is eerder het geval: Zolang het terrorisme voortduurt is het voor Israel onmogelijk een terri-toriaal compromis te sluiten, dat een einde maakt aan de bezetting.

    Citaten:

    Uit het voorwoord: Israel zal opkomen en zal overeind blijven tot de islam het elimineert, net zoals die de voorgangers ervan heeft geëlimineerd.

    Uit artikel 6: De Islamitische Verzetsbeweging is een specifiek Palestijnse beweging die haar trouw aan Allah verschuldigd is, haar levenswijze aan de Islam ontleent en ernaar streeft het vaandel van Allah over iedere centimeter van Palestina te doen wapperen.

    Uit artikel 7: Hamas heeft ernaar uitgekeken Allahs belofte ten uitvoer te leggen, hoeveel tijd dat ook kost. De profeet , gebed en vrede zij met hem, zei: “De tijd dat de moslims de joden zullen bevechten (en hen zullen doden) zal niet komen, totdat de joden zich achter rotsen en bomen verstoppen, die zullen uitschreeuwen: ‘O moslim, achter mij zit een jood, kom hier en dood hem!’”.

    Uit artikel 13: Er is geen oplossing voor het Palestijnse probleem dan de jihad (heilige oorlog)

    ——————————————————————————–

    4. Zijn geweld en vredesbesprekingen te combineren?

    De basis voor een vreedzame oplossing van het Palestijns-Israelisch conflict waren de Oslo akkoorden die op 13 september 1993 in Washington werden ondertekend. Israel diende daarin steeds een stukje gebied te ontruimen. In ruil daarvoor moest de PLO, later opgevolgd door de Palestijnse Autoriteit, maatregelen treffen om in vrede met Israel te leven. De verplichtingen van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO en de Palestijnse Autoriteit waren:

    - Het bevorderen van vreedzame coëxistentie;

    - Het bestrijden van terrorisme en het voorkomen van geweld;

    - Alle openstaande vraagstukken en meningsverschillen zullen op vreedzame wijze, door middel van onderhandelingen worden opgelost.

    - Over de toekomst van Jeruzalem, de nederzettingen, de grenzen en status van de Palestijnse entiteit, en een regeling voor de Palestijnse vluchtelingen zal door partijen in het kader van de ‘permanente status’ worden.

    Het is vooral de Palestijnse Autoriteit die deze uitgangspunten en de afspraken voor een vreedzame oplossing stelselmatig in woord en daad heeft geschonden.

    Er werd niet opgetreden tegen Palestijnse terreurgroepen en hun leiders. Als er een enkele keer een verantwoordelijke werd gearresteerd, werd hij na enkele weken weer vrijgelaten. Na de aanslag op de Sbarro pizzeria in Jeruzalem op 9 augustus 2001, waarbij ondermeer vier leden van de Nederlandse familie Schijveschuurder werden vermoord, zei de Amerikaanse Senator Schumer van New York hierover: “Vorig jaar oktober liet PLO-voorzitter Arafat tientallen terroristen uit de Palestijnse gevangenissen vrij, daarmee ruim baan gevend aan hun haat, hun vergif en hun geweld jegens de inwoners van Israel. Het resultaat: 10 maanden bloedvergieten. En wat zegt Arafat als antwoord op de bomaanslagen. Hij vraagt Israel om met hem een gemeenschappelijke verklaring voor een wapenstilstand en een afkoelingsperiode op te stellen.”

    De Europese ministerraad eiste op 28 januari 2002:

    “De Palestijnse Autoriteit en zijn gekozen president, Jasser Arafat, moeten alles doen om een eind te maken aan terrorisme en de gewapende Intifada, al de terroristennetwerken ontmantelen en de bedrijvers van terroristische handelingen arresteren en vervolgen.”

    Arafat blijkt daadwerkelijk steun te hebben gegeven aan terroristen.

    Bewijs hiervan is een document van 7 januari 2002 dat gevonden is door het Israelische leger tijdens de operatie Defensive Shield. Hierin vraagt Raid Karmi, de vorige commandant van de Tanziem in Tulkarem, aan Fatahleider Barghouti geld voor twaalf door Israel gezochte terroristen. Barghouti stuurde de brief door aan Arafat met het verzoek voor iedereen 1000 dollar over te maken. Arafat gaat akkoord, maar verlaagde het bedrag tot 350 dollar.

    De Palestijnse autoriteit moedigt in schoolboeken haat tegen Israel en soms tegen Joden aan.

    Het Center for Monitoring the Impact of Peace (CMIP) heeft de Palestijnse schoolboeken in 2000 en 2001 onderzocht. Een aantal oude boeken voor scholieren en docenten bevatte antisemitische passages. In het instructieboek voor docenten ‘Ons Land Palestina’ worden Joden ervan beschuldigd een Joods wereldrijk te stichten waarvan het grondgebied zich uitstrekt van de Nijl tot de Eufraat en van Medina tot Koeweit. “Het stelen van het grootste deel van het Arabische vaderland, dat is het werkelijke doel van de Joden."

    De Palestijnse Autoriteit heeft in een aantal nieuwe schoolboeken veranderingen ingevoerd. Directe schriftelijke ontken-ningen van Israels bestaansrecht zijn verdwenen. Maar de boeken onderwijzen nog steeds, dat Palestina het volledige grondgebied beslaat ten westen van de rivier de Jordaan. Israelische steden zoals Haifa, Akko en Nazareth worden als Palestijnse steden getypeerd. Op de landkaarten in de boeken wordt de staat Israel weggelaten; er is alleen Palestina. In de nieuwe boekjes wordt het martelaarschap voor de Palestijnse zaak verheerlijkt en als nationale plicht voorgesteld. Ook worden kinderen met suggestieve stellingen en vragen aangemoedigd om aan de intifada deel te nemen. Ook de Heilige Oorlog, de Jihad, komt op positieve wijze aan de orde.

    Documenten

    Over het bevorderen van vreedzame coëxistentie

    Israel en de Raad zullen wederzijds begrip en tolerantie trachten te bevorderen en zullen zich dienovereenkomstig onthouden van ophitsing tegen elkaar, vijandelijke propaganda daaronder begrepen, en zullen, zonder daarbij afbreuk te doen aan vrijheid van meningsuiting, juridische maatregelen treffen teneinde te voorkomen dat zulke ophitsing plaatsvindt door toedoen van organisaties, groeperingen of individuen welke zich onder hun jurisdictie bevinden.

    Israel en de Raad zullen waarborgen dat hun respectievelijke onderwijssystemen bijdragen aan de vrede tussen de Israelische en Palestijnse volkeren en aan vrede in de gehele regio, en zullen zich onthouden van het introduceren van wat voor motieven dan ook welke het proces van verzoening zouden kunnen beïnvloeden.

    Artikel XXII Hoofdstuk 4 van de Interim Overeenkomst van 28 september 1995.

    Over het bestrijden van terrorisme en het voorkomen van geweld

    De PLO is van mening dat de ondertekening van de Beginselverklaring een historische gebeurtenis is, die een nieuw tijdperk inluidt van vreedzame coëxistentie, vrij van geweld en andere daden welke vrede en stabiliteit in gevaar brengen.

    Dienovereenkomstig zweert de PLO het gebruik van terrorisme en andere daden van geweld af, en zal verantwoording nemen over alle PLO-elementen en personeel, teneinde het door hen terzake nakomen zeker te stellen, schendingen voorkomen en overtreders straffen.

    Uit PLO-voorzitter Arafats brief d.d. 9 september 1993 aan premier Jitschak Rabin.

    Voorkoming van vijandelijke handelingen

    Beide partijen zullen alle noodzakelijke maatregelen treffen om te voorkomen dat terroristische, misdadige of vijandige daden tegen elkaar worden gepleegd, tegen individuen die onder de autoriteit van de andere partij vallen, en tegen hun eigendommen, en zullen juridische maatregelen tegen overtreders treffen.

    Artikel XV van de Interim Overeenkomst van 28 september 1995

    ——————————————————————————–

    5. Waarom trekt Israel zich niet terug uit de in 1967 veroverde gebieden?

    Veel mensen denken dat de Israelische aanwezigheid op de Westbank en in de Gazastrook de kern van het Arabisch-Israelisch conflict is. Dat dit niet zo is bleek al in hoofdstuk 3. De vraag die vervolgens vaak gesteld wordt is: waarom trekt Israel zich niet gewoon uit die gebieden terug? De zaken liggen echter veel gecompliceerder:

    Israel heeft zich sinds 1993 al teruggetrokken uit het grootste deel van de Gazastrook en bijna de helft van de Westbank.

    Tijdens de Israelisch-Palestijnse onderhandelingen in Camp David, zomer 2000, en in Taba in januari 2001 toonde de toenmalige Israelische premier Ehud Barak zich bereid tot het opgeven van vrijwel al het overige nog door Israel bestuurde gebied (tot zo’n 97 procent van het totale oppervlak van de Westbank en de Gazastrook) en territoriale compensatie voor het gebied met de nederzettingen dat onder Israelische soevereiniteit zou moeten komen. Ook vrijwel alle Joodse nederzettingen zouden worden opgegeven. Arafat wees het aanbod van de hand.

    Israel heeft recht op veilige en erkende grenzen.

    Daarover moet worden onderhandeld op basis van resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad, die niet alleen spreekt over het principe ‘land in ruil voor vrede’, maar ook over veilige en erkende grenzen. Als zo’n toezegging met een spijkerharde garantie er niet komt, is Israel niet verplicht nog meer gebied te ontruimen.

    Het eerst volledig terugtrekken en dan hopen op vrede, speelt de radicale Palestijnen in de kaart.

    Zij zijn niet geïnteresseerd in een Palestijnse staat, maar die in heel Israel een islamitische staat willen vestigen. Als Israel zich onder druk van geweld terugtrekt, worden zij gestimuleerd het geweld voort te zetten, tot zij geheel Israel in handen hebben. De terugtrekking van Israel uit Zuid-Libanon onder druk van het geweld van Hezbollah in 2000, was een van de redenen waarom de zogenaamde tweede intifada uitbrak na het mislukken van Camp David. Bovendien: wie garandeert Israel vrede als het zich zonder akkoord heeft teruggetrokken?

    Sommige Israelische politici zijn voorstander van een gedeeltelijke terugtrekking uit de Westelijke Jordaanoever, met als oogmerk dan een muur te bouwen, waardoor de Palestijnse terroristen niet meer Israel kunnen binnendringen. Onder andere oud-minister Ramon en oud-premier Barak van de Arbeidspartij zijn hiervan pleitbezorgers. Zij geloven dat er met de Palestijnse Autoriteit toch niet over vrede valt te praten. Wat zij evenwel uit het oog verliezen is dat er in Israel zelf 1 miljoen Palestijnen en in groot Jeruzalem zo’n 400.000 Palestijnen wonen. Als Israel niet in voldoende mate de Westelijke Jordaanoever ontruimt, zal dit aanleiding geven tot een verdergaande strijd, die ook naar de 1,4 miljoen Palestijnen die nog steeds binnen het Israelische bestuur vallen, uitgebreid zal worden. Bovendien biedt een muur geen enkele garantie tegen raketbeschietingen vanaf het Palestijnse gebied.

    Documenten

    VN Veiligheidsraadresolutie 242 van 22 –11- 1967 (ingekort)

    De Veiligheidsraad,

    Uitdrukking gevend aan zijn voortdurende bezorgdheid over de ernstige situatie in het Midden-Oosten;

    Benadrukkend de ontoelaatbaarheid van het door middel van oorlog verwerven van grondgebied en de noodzaak om te werken aan een rechtvaardige en duurzame vrede waarin iedere Staat in het gebied in veiligheid kan leven;

    Voorts benadrukkend dat alle Lidstaten zich met hun aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties hebben verplicht om in overeenstemming met Artikel 2 van het Handvest te handelen;

    I. Bevestigt dat de uitvoering van het Handvest vereist dat in het Midden-Oosten een rechtvaardige en duurzame vrede tot stand komt waarvan de toepassing van de volgende principes deel moet uitmaken:

    (i) Terugtrekking van gewapende Israelische eenheden uit gebieden die in het jongste conflict werden bezet;

    (ii) Stopzetting van alle oorlogsbetuigingen of oorlogstoestanden en respect voor en erkenning van de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied en hun recht op leven in vrede binnen veilige en erkende grenzen, gevrijwaard van dreigingen of gewelddaden.

    II. Bevestigt voorts de noodzaak

    (a) Van het garanderen van de vrijheid van navigatie door de internationale waterwegen in het gebied;

    (b) Van het bereiken van een rechtvaardige oplossing van het vluchtelingenprobleem;

    © Van het garanderen van de territoriale onschendbaarheid van iedere staat in het gebied, door maatregelen waaronder de instelling van gedemilitariseerde zones.

    Noten:

    1) Bij de formulering van de resolutie is onder (i) het lidwoord ‘de’ bewust op twee plaatsen weggelaten: voor ‘eenheden’ en voor ‘gebieden’.

    2) Onder (ii) wordt gesproken over ‘veilige en erkende grenzen’.

    ——————————————————————————–

    6. Heeft het geweld een economische achtergrond?

    Dit is een complexe vraag. Er bestaat zeker een verband tussen de economische achteruitgang van de inwoners van de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook en de uitbarsting van geweld tijdens de tweede Intifada. Na het tekenen van de Oslo akkoorden was de Palestijnse bevolking gouden bergen beloofd. Nieuwe investeringen zouden de kloof tussen hun gemiddelde inkomen en dat van de Israeli’s verkleinen. Premier Peres reisde de wereld rond om geld in te zamelen voor de Palestijnse economie. Israel stichtte industriële parken tussen de Gazastrook en Israel met de bedoeling de Palestijnse economie te versterken. En toch ging het mis. In plaats van een toename van het inkomen, ging na de akkoorden van Oslo het gemiddelde inkomen met ca. 25% per hoofd van de bevolking achteruit. De schrijver Leon de Winter schrijft er in Trouw het volgende over:

    Voor de Oslo akkoorden van 1993 was het GDP per hoofd van de bevolking in de West-Bank $ 3500 en in Gaza $ 2800, een veelvoud van het GPD in de omringende olie-arme Arabische landen.

    Na de terugkeer van Arafat in mei 1994 en de overdracht van het burgerlijk bestuur aan de Palestijnse Autoriteit loopt het GPD sterk terug, veroorzaakt door chaos en corruptie en door de afsluitingen van de Gebieden door Israël als strafmaatregel na terroristische aanslagen. De conclusie is onontkoombaar: de Israëlische bezetting leidde tot een naar Arabische begrippen economische bloei, die, als deze in Egypte zou hebben plaatsgevonden, tot grote wereldwijde voldoening zou hebben geleid.

    Een ander opmerkelijk, slecht bekend feit doet zich ook voor: de Palestijnse Autoriteit van Arafat heeft de controle over 99% van de Palestijnse bevolking.

    Het grondgebied van Gaza en de West-Bank is verdeeld in drie gebieden, A,B en C. In A, waarin alle grote Palestijnse steden op de West-Bank liggen, vallen zowel het burgerlijk bestuur als de politie- en veiligheidstaken toe aan de Palestijnse Autoriteit. Ook in B is het burgerlijk bestuur voorbehouden aan de Palestijnse Autoriteit maar worden de veiligheidstaken gedeeld met Israël. In C, waar nog maar 1% van de Palestijnen leeft, hebben de Israëli's het voor het zeggen. (…….) De Palestijnen beschikken over een parlement, ministeries, overheidsorganen, en één ding wordt hen door de Israëli's onthouden: een onafhankelijke staat met een eigen leger. Maar de facto en de jure leven de meeste Palestijnen al jaren lang met een eigen Palestijnse overheid, die ruimschoots de kans heeft gekregen om een begin te maken met de opbouw van een democratische, burgerlijke samenleving. Dat heeft de Palestijnse overheid nagelaten.

    Ziekelijke corruptie en ernstig bestuurlijk onvermogen hebben niet alleen een economische chaos veroorzaakt maar ook een klassieke bandietenstaat met een politiemacht die mensen kidnapt om ze vervolgens tegen een losprijs vrij te laten, met standrechtelijke executies, door machthebbers gelegitimeerde diefstal en roof van Europese subsidiegelden.

    De wanhoop kan worden overstemd met de strijd tegen Israël, die al lang de Palestijnen de ruimte voor de opbouw van een eigen samenleving had geboden, maar het is enkel en alleen aan de Palestijnse Autoriteit te wijten dat de Palestijnen het momenteel veel slechter hebben dan onder de joodse bezetter.

    Uit ‘J'accuse / In het Midden-Oosten danst de Duivel, en hij danst onze kant uit’ door Leon de Winter. Trouw, 13 april 2002

    ——————————————————————————–

    7. Hoe moet men omgaan met de Palestijnse aanspraken op het zogenoemde ‘recht op terugkeer’?

    Tijdens de periode voorafgaande aan de Israelische Onafhankelijkheidsoorlog tot aan de Wapenstilstands-akkoorden (1947-1949) ontvluchtten honderdduizenden Palestijnse Arabieren hun grondgebied. Een deel ontsnapte aan het oorlogsgeweld, een deel gaf gehoor aan oproepen van Ara-bische leiders om tijdelijk te evacueren en een deel werd door Israelische troepen uit strategische gebieden verdreven. Een belangrijk feit dat de vlucht stimuleerde, was dat in de periode onmiddellijk na de acceptatie van het VN delingsplan voor Palestina (november 1947) vrijwel alle Palestijnse leiders het Engelse Mandaatgebied Palestina verlieten. Het volk was stuurloos. Het aantal Palestijns-Arabische vluchtelingen bedroeg zo’n 670.000.

    In de periode 1948-1951 vluchtten meer dan 800.000 joden uit de Arabische wereld. Daarvan werden 580.000 in Israel opgevangen.

    Er bestaat geen recht op terugkeer.

    Er ligt alleen een niet bindende resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (194 van 11 december 1948). Daarin wordt gesproken over terugkeer onder de voorwaarde dat de vluchtelingen in vrede met Israel willen leven, en over eventuele compensaties.

    Het zou juister zijn de Palestijnen hun verloren gegane bezittingen te vergoeden.

    Premier Barak heeft dit ook voorgesteld tijdens de Camp David onderhandelingen. Ook de uit de Arabische wereld gevluchte Joden zouden gecompenseerd moeten worden.

    De Palestijnse Autoriteit claimt het ‘recht van terugkeer’ voor alle vluchtelingen van 1948 en al hun nakomelingen.

    Het zou dan gaan om meer dan 3,5 miljoen mensen. Israel weigert dit te accepteren, omdat dat zou leiden tot de demografische vernietiging van de Joodse staat. Overigens heeft Israel in 1949 aangeboden 100.000 vluchtelingen te laten terugkeren, maar dat aanbod werd toen resoluut door de Arabische wereld afgewezen.

    Van de oorspronkelijke Palestijnse vluchtelingen uit 1948 zijn er naar schatting nog slechts 150.000 in leven.

    Als er dan van een mogelijkheid tot terugkeer gesproken moet worden, geldt dat hun en niet al hun nakomelingen, die in de Arabische staten zijn geboren.

    Waarom zou Israel zoveel Palestijnse vluchtelingen opnemen, als er een speciale Palestijnse staat is?

    Israel accepteert wel het recht van in het buitenland woonachtige Palestijnen om naar een eventueel in de Westbank en de Gazastrook te stichten Palestijnse staat te verhuizen.

    Documenten

    De rol van de VN bij het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk

    Het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk wordt behartigd door de op 8 december 1949 apart daarvoor opgerichte United Nations Relief and Works Agency for Palestinian Refugees (UNRWA). De organisatie had begin 2002 zo’n 22.000 mensen in dienst, het merendeel daarvan Palestijnen.

    Wie is een Palestijnse vluchteling? (definitie UNRWA)

    De zogenaamde ‘operationele definitie’ van UNRWA typeert een Palestijnse vluchteling als iemand:

    - wiens vaste woonplaats tussen juni 1946 en mei 1948 in Palestina was;

    - die zijn woning en middelen van bestaan heeft verloren als gevolg van het Arabisch-Israelisch conflict en die zijn toevlucht zocht in Jordanië, Libanon, de Syrisch-Arabische Republiek, de door Jordanië geregeerde Westbank of de door Egypte bestuurde Gazastrook.

    Volgens de door UNRWA gehanteerde definitie horen ook de nakomelingen van de in 1948 gevluchte en ontheemde Palestijnse Arabieren onder de categorie ‘Palestijnse vluchtelingen’.

    Hoeveel Palestijnse vluchtelingen (2001)?

    Bron Aantal

    PLO 5.000.000

    UNRWA 3.738.000

    Onafhankelijke onderzoekers op basis van de UNRWA-criteria < 3.600.000

    Volgens de criteria van de UNHCR < 1.000.000

    Nog in leven zijnde vluchtelingen uit 1948 - op basis van de UNRWA-criteria 150.000

    Nog in leven zijnde vluchtelingen uit 1948 – op basis van de UNHCR-criteria

    40.000

    Resolutie 194 van de VN (11-12- 1948) hoofdpunten:

    Bepaalt dat de vluchtelingen die naar hun woningen willen terugkeren en met hun buren in vrede willen leven zulks op de eerstvolgend uitvoerbare datum moet worden toegestaan, en dat compensatie moet worden betaald voor de bezittingen van degenen die ervoor kiezen om niet terug te keren, alsmede voor verlies van en schade aan eigendommen die, volgens de grondbeginselen van internationaal recht dan wel billijkheid, door de daarvoor verantwoordelijk zijnde regeringen of autoriteiten dient te worden vergoed;

    Geeft de Verzoeningscommissie opdracht de repatriëring, herhuisvesting en economische en sociale rehabilitatie van de vluchtelingen te bevorderen, alsmede uitbetaling van compensatie.

    Citaten

    De in 2001 overleden Palestijnse minister voor Jeruzalem Faisal Husseini, die in het Westen als een ‘duif’ werd beschouwd zei over de betekenis van de vluchtelingen :

    “De Palestijnen voeren een onafhankelijkheidsoorlog die alleen zal eindigen, wanneer de laatste kolonist de gebieden verlaten heeft en de Palestijnen een meerderheid vormen in het Heilige Land. Dan zullen ze beslissen of zij de Joden toestaan een eigen staat te hebben." (Ha'aretz, Dec. 6, 2000)

    ——————————————————————————–

    8. Is vreedzame coëxistentie tussen Israel en de Palestijnen mogelijk?

    Vanaf de stichting van de staat Israel heeft dat land stelselmatig aangedrongen op vreedzame coëxistentie. In de Israelische Onafhankelijkheidsverklaring van 15 mei 1948 staat expliciet, dat Israel zijn hand in vrede uitstrekt naar de Arabische buren. Zij waren toen in oorlog tegen de Joodse staat. Ook na alle oorlogen, terreurgolven en boycotacties, die tegen Israel werden gevoerd, heeft Jeruzalem steeds vrede aangeboden en zich bereid verklaard een hoge prijs daarvoor te betalen.

    Premier Rabin zei op 13 september 1993 t.g.v. de Oslo akkoorden in Washington: “Tegen jullie, Palestijnen, wil ik zeggen, dat we voorbestemd zijn om in hetzelfde land, op dezelfde grond samen te leven. Wij, soldaten die bevlekt met bloed zijn teruggekeerd van het slagveld; wij, die onze familie en vrienden voor onze ogen hebben zien doden en die de ouders van de slachtoffers niet in de ogen durven te kijken: wij die komen uit een land waar ouders hun kinderen begraven; wij die tegen jullie, Palestijnen, hebben gevochten. Vandaag zeggen wij op luide en heldere toon tegen jullie: genoeg bloed en tranen! Genoeg! We willen geen wraak, we koesteren geen haat tegen jullie. We zijn mensen, net als jullie, mensen die een huis willen bouwen, een boom willen planten, willen liefhebben, zij aan zij met jullie willen leven, waardig en als gelijken, als mensen, vrije mensen.”

    Ook CIDI heeft zich altijd op het standpunt gesteld, dat er in het kader van een echte vrede een Palestijnse staat moet komen. CIDI ziet bovendien de nederzettingenpolitiek als een nodeloze vernedering van de Palestijnen, die de veiligheid van Israel vermindert, maar uiteindelijk geen obstakel behoeft te zijn voor een definitieve vredesregeling. Tijdens de Taba onderhandelingen begin 2001 bood de toenmalige Israelische regering aan de meeste Joodse nederzettingen te ontruimen.

    In het Israelische onderwijs en de media wordt verzoening als de uiteindelijk enige oplossing voorgesteld. En Israel kent al vele jaren een breed gesteunde en actieve vredesbeweging. Die vredesbeweging zorgde er in 1982 voor dat er een diepgaand onderzoek werd ingesteld naar de door Christelijke Libanezen begane bloedbaden in de Palestijnse kampen Sabra en Chatilla. De toenmalige Israelische minister van Defensie Sharon werd hiervoor medeverantwoordelijk gesteld en trad af.

    Aan Palestijnse kant worden vaak de huidige en toekomstige generaties opgevoed om Israel te haten en wordt alles gedaan om verzoening en vreedzame coëxistentie onmogelijk te maken. Tijdens de operatie Defensive Shield ” trof het Israelische leger in het kantoor van een lijfwacht van Arafat een in 2001 in Betlehem uitgegeven, sterk antisemitisch boek aan onder de titel ‘Nazo-Zionism’. Arafat beschuldigt Israel op Arabische en Islamitische topconferenties van het plegen van volkerenmoord en genocide. Hij meent dat Israel Jeruzalem “verjoodst”, alsof het nooit een Joodse stad is geweest. Ook beweert hij, allemaal ten onrechte, dat Israel verarmd uranium tegen de Palestijnen inzet.

    In het Palestijnse onderwijscurriculum komen, zoals eerder gesteld, regelmatig anti-Israelische en anti-Joodse passages voor. Israel komt niet op landkaartjes in schoolboeken voor.

    De Palestijnse media hitsen stelselmatig op tot geweld tegen Israel en het Joodse volk. Nogal wat Palestijnse propaganda is rauw antisemitisch.

    In de Palestijnse moskeeën wordt stelselmatig opgeroepen tot geweld en heilige oorlog tegen de Joden en de staat Israel.

    Uit opiniepeilingen van maart 2002 blijkt dat ca. twee derde van de Palestijnen het plegen van zelfmoordaanslagen tegen Israel steunt. Ook de vrouw van de Palestijnse leider Arafat, Suha al-Taweel, vindt de Palestijnse zelfmoordaanslagen een gerechtvaardigde vorm van verzet tegen de Israëlische bezettingspolitiek. Dat verklaarde ze april 2002 in een vraaggesprek met het in Londen verschijnende Saudische weekblad al-Majalla. Ze zei bereid te zijn een zoon voor de strijd tegen Israel te offeren.

    Ondanks het intrekken van het Handvest van de PLO, dat de vernietiging van Israel voorstond, gaan Arafats Al-Fatah (de grootste fractie binnen de PLO) en de belangrijkste andere Palestijnse politieke bewegingen, zoals Hamas en de Islamitische Jihad nog steeds van dit doel uit. Dit blijkt onder meer uit het Handvest van El Fatah.

    Er is vrijwel geen Palestijnse vredesbeweging of iets wat daarop lijkt.

    De enige, die regelmatig zijn nek durft uit te steken is de 52-jarige professor filosofie Sari Nusseibeh. Deze minister voor Jeruzalem heeft felle kritiek op de wijze waarop de Palestijnse Autoriteit omgaat met het vluchtelingenvraagstuk. In een interview met Associated Press stelt hij in oktober 2001 dat de Palestijnse vluchtelingen in een toekomstige Palestijnse staat gevestigd moeten worden. “Dit dient niet op een wijze te geschieden die het bestaan van de staat Israel in gevaar brengt als Joodse staat. (…………)Wat zou anders een twee-staten-oplossing betekenen? Misschien hebben we niet genoeg gedaan aan de publieke opinie van de Palestijnse gemeenschap om die te overtuigen wat dit werkelijk voorstelt”

    Documenten

    Uit de Statuten van Al Fatah

    Artikel 4. De Palestijnse strijd is een onverbrekelijk onderdeel van de wereldwijde strijd tegen zionisme, kolonialisme en internationaal imperialisme.

    Artikel 6. VN-projecten, akkoorden en resoluties, of die van welk individueel land dan ook, welke het recht van het Palestijnse volk op haar thuisland ondermijnen, zijn illegaal en van de hand gewezen.

    Artikel 7. De zionistische beweging is racistisch, koloniaal en agressief in zijn ideologie, doelstellingen, organisatie en methodes.

    Artikel 8. De Israelische existentie in Palestina is een zionistische invasie met een koloniale expansionistische basis, en het is een natuurlijke bondgenoot van kolonialisme en internationaal imperialisme.

    Artikel 12. Volledige bevrijding van Palestina en de uitroeiing van het zionistische economische, politieke, militaire en culturele bestaan.

    Artikel 19. Gewapende strijd is een strategie en geen tactiek, en de gewapende revolutie van het Palestijns-Arabische volk is een beslissende factor in de bevrijdingsstrijd en bij het ontwortelen van de zionistische existentie, en deze strijd zal niet eindigen totdat de zionistische staat vernietigd is en Palestina volledig bevrijd is.

    Artikel 25. Het de desbetreffende landen in deze wereld ervan overtuigen dat zij, als een methode om het probleem op te lossen, joodse emigratie naar Palestina voorkomen.

    De door Jasser Arafat voorgezeten Fatah-beweging is de belangrijkste fractie van de PLO. De statuten (niet te verwarren met het PLO handvest) zijn na het sluiten van de Israelisch-Palestijnse Oslo akkoorden volledig van kracht gebleven en zijn onder andere te lezen op de officiële internetsite van de Fatah-beweging (http://www.fateh.net/e_public/constitution.htm).

    ——————————————————————————–

    9. Hoe betrouwbaar is Arafat?

    In haar verklaring van 28 januari 2002 stelde de Europese Ministerraad: Israel heeft de Palestijnse Autoriteit en zijn gekozen president, Jasser Arafat nodig als partner om mee te onderhandelen, zowel om terrorisme uit te roeien als om naar vrede toe te werken. Arafat is inderdaad de (in januari 1996) gekozen leider van de Palestijnse Autoriteit. Israel heeft dus weinig andere keus dan met hem te onderhandelen.

    Het probleem voor Israel echter is dat Arafat zo onbetrouwbaar is. Telkenmale heeft hij beloofd het vredesproces te willen hervatten en terreur te bestrijden, zonder dat het tot concrete acties kwam. Als je met dit soort partners moet onderhandelen, moet je voortdurend voorbereid zijn, dat je belazerd wordt. Onderhandelen met iemand die nooit woord houdt, betekent dat je zelf steeds de goederen levert, terwijl de ander nooit betaalt.

    Arafat heeft altijd alle overeenkomsten geschonden, ook die met Arabische partners.

    Zo steunde Arafat in 1991 de Irakese president Saddam Hoessein in zijn agressie tegen Koeweit. Daarmee keerde hij zich tegen de Golfstaten die de PLO jarenlang hadden ondersteund. Niemand begreep hoe het moegelijk was dat de man die de Israelische bezetting bevocht, nu plotseling voorstander was van de bezetting van Koeweit. In september 1970 voerde Arafat’s PLO en andere Palestijnse organisaties een burgeroorlog met het Bedoeïenenleger van koning Hoessein van Jordanië. De PLO werd verslagen en moest vluchten.

    Jasser Arafat kreeg in 1994 de Nobelprijs voor de vrede, samen met Jitschak Rabin en Shimon Peres voor het tekenen van de Oslo akkoorden. Daarbij leek volledig te zijn vergeten hij een terroristisch verleden had.

    In 1971 hielp hij de terreurbeweging de Zwarte September oprichten. De bloedigste door deze organisatie gevoerde terreuractie was de gijzeling van de Israëlische deelnemers aan de Olympische spelen in München op 5 september 1972, waarbij elf Israëliërs werden vermoord. In 1974 werden 26 Joodse schoolkinderen in Ma’alot vermoord. Deze aanslag werd uitgevoerd door een cel van de terrorist Naif Hawatmeh. Een van de bloedigste aanslagen vond plaats op de kustweg tussen Haifa en Tel Aviv in maart 1978. Hierbij werden 35 Israëliërs door terroristen vermoord.

    Met regelmaat vergelijkt Arafat de met Israel gesloten Oslo akkoorden met de ´vrede van Hudabiya´.

    Dat verdrag van moslimleider Mohammed met de inwoners van Mekka uit 627 werd door Mohammed opgezegd toen de Moslims sterk genoeg waren om een oorlog tegen de inwoners van Mekka te kunnen winnen. Die vergelijking werd door hem al in mei 1994 in de moskee van Johannesburg gebezigd. Een half jaar na de Oslo akkoorden.

    Arafat veroordeelt terrorisme in het Engels en roept in het Arabisch op tot het plegen van terrorisme.

    Meerdere malen heeft hij schriftelijk geweld afgezworen. Parallel daaraan heeft hij steeds opgeroepen tot geweld en heilige oorlog tegen Israel en het ‘martelaarschap’ van zelfmoordterroristen verheerlijkt.

    Arafat staat aan het hoofd van een corrupte regering.

    Volgens het Israelische ministerie van buitenlandse zaken (mei 2002) besteedde de Palestijnse Autoriteit 9 miljoen dollar van de Europese Commissie per maand aan salarissen van terroristen van El Fatah. Dit EU-geld was bedoeld voor de opbouw van de Palestijnse gebieden. Een ander voorbeeld: Volgens de NRC van 27 februari 2001 is het onder de Palestijnen een bekend feit dat het aannemersbedrijf van minister van Burgerzaken Tarifi miljoenen verdient bij de bouw van joodse nederzettingen in de Palestijnse gebieden.

    Citaten

    De Amerikaanse bemiddelaar Anthoni Zinni omschreef Arafat na hun eerste ontmoeting als ‘de meest onbetrouwbare persoon die ik in mijn hele leven heb ontmoet’. Ook noemde hij Arafat een ‘mafialeider’.

    President Bush over Arafat : “Hij heeft tot dusver nog nooit mijn vertrouwen gewonnen''. Bush reageerde op de vraag of hij Arafat als betrouwbaar beschouwt. Arafats leiderschap heeft volgens Bush gefaald. ( RTL4 6-5-2002)

    De oud-minister van Buitenlandse Zaken, Shlomo Ben Ami over Arafat in Ha’aretz 14-9-2001: “Arafat is geen partner. Sterker, Arafat is een strategische bedreiging. Hij brengt de vrede in het Midden Oosten in gevaar en in de hele wereld. (….) Moreel in inhoudelijk weigert hij Israels recht op bestaan te erkennen. Hij accepteert niet het idee van twee staten voor twee volkeren.”

    Arafat roept op tot Jihad

    “Broeders, geliefden: ik dank jullie uit de grond van mijn hart. Jullie in Hebron tonen heldhaftige en legendarische standvastigheid. (……) Zij zullen klaarstaan om dit land tot de Dag der Oordeels te verdedigen. Hun martelaar staat gelijk aan zeventig martelaren. Dit is onze lotsbestemming, broeders. Dit is een gunst van Allah, dat wij dit land tot de Dag des Oordeels zullen verdedigen. (……) Ja broeders, wij houden vast aan dit land. Wij bevinden ons in het land der standvastigheid. Onze heldhaftige martelaars, verpersoonlijkt door Faris Awdah, die martelaar werd terwijl hij een steen droeg om die naar een Israelische tank te werpen.

    Arafat vraagt de menigte vervolgens het volgende te scanderen: “Met onze ziel en bloed zullen wij je verlossen, o Palestina!” en herhaalt dat driemaal.

    Ja broeders, met onze ziel en ons bloed zullen wij jou verlossen, o Palestina. (…) Zij zeiden wel: Allah is groot! Glorie aan Allah en zijn profeet! Jihad, jihad, jihad, jihad, jihad!“

    Uitzending van Gaza Palestina Satelliet Televisie (het officiële tv-station van de Palestijnse Autoriteit), 26 januari 2002.

    ——————————————————————————–

    Terrorisme

    Slachtoffers terrorisme sinds 29 september 2000.

    Bron: Israel Defense Forces. Update: 4 juli 2004.

    Slachtoffers Burgers Veiligheidstroepen Totaal aantal Israelische slachtoffers

    Gewond 4520 1925 6445

    Gedood 676 293 969

    Details van gedode Israelische burgers en veiligheidstroepen

    Type aanval Israelische burgers Veiligheidstroepen Totaal

    Steniging 2 0 2

    Messensteken 6 0 6

    Aanrijding 1 7 8

    Lynchen 17 2 19

    Schieten 94 106 200

    Schieten vanuit een auto 28 9 37

    Schieten op auto's vanuit een hinderlaag 68 13 81

    Schieten op steden en dorpen 16 6 22

    Schieten op militaire installaties 0 26 26

    Bomaanslagen 24 43 67

    Zelfmoord bomaanslagen 402 48 450

    Autobommen 15 23 38

    Mortierbommen 2 1 3

    Overige 1 9 10

    Totaal 676 293 969

    Weblinks

    Israelische ministerie van buitenlandse zaken: Facts About Israel - History - The State of Israel

    ——————————————————————————–

    ©CIDI, 2004

  • Frieda47S28

    ——————————————————————————–

    Beknopte chronologie van Israel 1882 - 2003

    1882–1903

    Eerste immigratiegolf van Joden, voornamelijk uit Rusland. Op dat moment woonden er in het historische Israel, dat door Turkije bestuurd werd en Palestina genoemd werd zo’n 300.000 Arabieren en 40.000 Joden. Voordat de eerste Zionistische immigratie begon waren de Joden in de meerderheid in plaatsen als Safad en Jeruzalem.

    1897

    Eerste Zionistisch Congres bijeengeroepen door Theodor Herzl in Bazel;Zionistische Wereldorganisatie opgericht. Een jaar eerder had de journalist Herzl zijn boek ‘Der Judenstaat’ geschreven, waarin hij uiteenzet waarom er voor het Joodse volk een eigen land nodig is. Alleen in een eigen staat zijn Joden niet langer slachtoffer van het antisemitisme.

    1904–14

    Tweede immigratiegolf voornamelijk uit Rusland en Polen afkomstig. Onder deze veelal socialistisch geinspireerde Joden bevinden zich veel van de leiders van het latere Israel.

    1909

    Eerste kibboets, Degania, en eerste moderne Joodse stad, Tel Aviv, gesticht.

    1914

    Op 5 november verklaart Groot Brittannië de oorlog aan het Ottomaans Turkse rijk, dat sinds 1517 het bewind voert over het historische Israel en het grootste deel van de Arabische wereld.

    1915

    Bij monde van de Britse Hoge Commissaris in Cairo, Sir Henry McMahon, verklaart Groot Brittannië tegenover de belangrijkste Arabische leider, de hasjemitische sherif Hoessein van Mekka, dat Londen bereid is de onafhankelijkheid van de Arabieren te erkennen en te steunen. Het besluit sluit echter expliciet het gebied ten westen van de Jordaanrivier en het ten noorden daarvan gelegen gebied van de latere staat Libanon van die onafhankelijkheid uit (de zgn. McMahon brief van 25 oktober 1915). Londen doet de toezeggingen in ruil voor Arabische militaire steun in de strijd tegen het Ottomaanse rijk.

    1916

    Vooruitlopend op de afloop van de oorlog met Turkije verdelen Londen en Parijs in de zgn. Sykes-Picot Overeenkomst het Ottomaanse rijk in semi-koloniale invloedssferen en protectoraten. Frankrijk krijgt o.a. de Libanon en Noord-Galilea (‘Franse zone’) en Syrië (Frans protectoraat), en Groot Brittannië o.a. Trans-Jordanië plus de Negevwoestijn (Brits protectoraat). Het rompgebied ten westen van de Jordaan moet onder gedeeld Brits-Frans-Russische ‘protectie’ komen.

    1917

    2 november. De Britse regering spreekt in de zgn. Balfour Verklaring zijn steun uit voor de ‘stichting in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’. Volgens de dan gehanteerde geopolitieke definitie beslaat Palestina het grondgebied van de latere staten Israel (inclusief het grootste deel van de Golanhoogvlakte) en Jordanië.

    10 december. De Britse strijdkrachten veroveren Jeruzalem.

    1920

    april. Op de San Remo conferentie krijgt Groot Brittannië het mandaat over Palestina toegewezen.

    april-september. Joodse dorpen in Palestina worden herhaaldelijk door gewapende Arabische strijders aangevallen. Vier dorpen (Bnei Jehoeda op de Golan, en de Galilese dorpen Metullah, Kfar Giladi en Manara), moeten als gevolg van het geweld worden geëvacueerd.

    september. De Britten beperken de Joodse migratie naar Palestina.

    1921

    1-8 mei. Arabische groepen vallen opnieuw Joodse woonplaatsen aan. Er worden 47 Joden gedood. Aan Arabische kant vallen 48 doden, de meeste daarvan als gevolg van Brits politieoptreden.

    Mei. Eerste deling van Palestina. Groot Brittannië sluit het gebied ten oosten van de Jordaan, ‘Transjordanië’ (78 procent van het mandaatgebied Palestina), voor Joodse vestiging en draagt het beheer over aan de emir Abdullah, een zoon van de hasjemitische sherif Hoessein van Mekka. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was deze een belangrijke bondgenoot van de Britten bij hun strijd tegen het Ottomaanse rijk. Transjordanië blijft wel onderdeel van het Britse mandaatgebied en Abdullah moet het gebied onder Britse supervisie besturen.

    1922

    24 juli 1922 De Volkenbond bekrachtigt het Britse mandaat over Palestina en het Franse mandaat over Syrië en de Libanon en neemt daarmee de Balfourverklaring over die spreekt van de stichting van een Joods nationaal tehuis in Palestina.

    1923

    Mandataris Groot Brittannië cedeert de Golanhoogvlakte aan het Franse mandaatgebied Syrië.

    1929

    23-26 augustus. Arabische strijders vermoorden opnieuw op verschillende plaatsen in Palestina Joden. Er worden 133 Joden vermoord en 339 verwond. De overlevende inwoners van de Joodse wijken van Hebron (76 doden op 24 augustus), Peki’in (Galilea) en Beit Shean (Jordaanvallei) vluchten weg. Ook de Joodse nederzettingen Ramat Rachel, Be’er Tuvia, Hulda en Mishmar Ha’Emek moeten als gevolg van het geweld worden ontruimd. Er komen ook 116 Arabieren om het leven. Van hen worden er 110 door Britse troepen gedood en zes bij een Joodse tegenaanval in Tel Aviv.

    1933

    Onder invloed van het in Duitsland aan de macht komen van de nazi’s neemt de Joodse emigratie naar Palestina sterk toe.

    1933-1945

    De meeste Westerse en Zuid-Amerikaanse landen beperken of verbieden de immigratie van Joodse vluchtelingen uit Europa. De Britse mandaatregering beperkt ook de Joodse toegang tot het ooit voor de stichting van een Joods nationaal tehuis aangewezen Palestina. Als gevolg van de verboden en beperkingen kunnen honderdduizenden Europese Joden geen veilig heenkomen meer zoeken en worden door de nazi’s vermoord.

    1936

    april-augustus. Bij een nieuwe Arabische terreurgolf komen meer dan tachtig Joden en 33 Britten om het leven en worden veel Joodse boerderijen in brand gestoken en boomgaarden ontworteld. Er komen ook 138 Arabieren om het leven. Zij worden allen door Britse veiligheidstroepen doodgeschoten.

    1937

    juli. De Britse Peel Commissie presenteert een plan waarin het Britse mandaatgebied Palestina wordt verdeeld in een minuscule Joodse (in Galilea en de kustvlakte) en een Arabische staat, met een door de Britten gecontroleerde corridor tussen Tel Aviv en Jeruzalem. Jeruzalem en Bethlehem moeten volgens het plan tevens onder Brits gezag blijven. De Arabieren wijzen het plan resoluut van de hand.

    Bij Arabische aanvallen en aanslagen komen in 1937 33 Joden om het leven. Bij Joodse tegenacties worden 15 Arabieren gedood en nog eens 15 bij vergeldingsaanvallen. Op 27 oktober worden die vergeldingsaanvallen in een officiële verklaring van de Joodse Nationale Raad afgekeurd. Tijdens de geweldsgolf worden meer dan 120 Arabieren door Britse troepen gedood.

    1938

    mei-juli. Het aanhoudende Arabische geweld roept een steeds sterkere Joodse reactie op. In deze periode komen 59 Joden bij aanslagen om het leven en 102 Arabieren, de meeste daarvan bij drie door Joodse extremisten gepleegde bomaanslagen.

    1939

    17 mei. Publicatie van een Brits Witboek (‘White Paper’ ) waarin wordt bepaald dat de Joodse emigratie naar het mandaatgebied Palestina aan quota onderhevig wordt. Er mogen in de komende vijf jaar in totaal nog maar 75.000 Joden tot het gebied worden toegelaten. Na afloop van die periode wordt Joodse immigratie afhankelijk van goedkeuring van de Arabieren. Het Arabische Hoge Comité (de vertegenwoordiger van de Palestijnse Arabieren) wijst het Witboek overigens af, omdat het onvoldoende aan de Arabische verlangens zou voldoen.

    Augustus. In de iets meer dan drie jaar die de jongste Arabische terreurgolf heeft geduurd zijn er 6.768 slachtoffers gevallen, 2.394 Joden, 610 Britten en 3.764 Arabieren.

    1940

    28 februari. De Britten verbieden het door Joden aankopen van onroerend goed in het grootste deel van het mandaatgebied Palestina.

    Hadj Amin El Husseini, de mufti van Jeruzalem (de hoogste geestelijk leider van de Palestijnse Arabieren) kiest de kant van de Nazi’s. Hij brengt de oorlog deels in Berlijn, deels in Joegoslavie door, waar hij Moslimstrijders ronselt voor het Duitse leger.

    1945

    Einde Tweede Wereldoorlog. De Nazi’s blijken 6 miljoen Joden, voor een groot deel in gaskamers, gedood te hebben. Vooral in Polen, Tjechie en Nederland is het grootste deel van de Joodse bevolking uitgeroeid.

    1946

    1 maart. Transjordanië wordt formeel onafhankelijk, maar blijft politiek en militair sterk op Groot-Brittannië aangewezen.

    1947

    juli. De Britse marine voorkomt dat het met 4.500 Joods-Europese vluchtelingen afgeladen schip ‘Exodus-1947’ in Palestina aanlandt. Het schip vaart terug en de vluchtelingen moeten uiteindelijk in Duitsland van boord.

    29 november. De Algemene Vergadering (AV) van de VN neemt Resolutie 181 aan. Daarin wordt aanbevolen het mandaatgebied Palestina te verdelen in een Joodse en een Arabische staat, beide bestaand uit drie afzonderlijke delen. Het totaal moet een economische unie vormen. Volgens het plan zou ‘groot’ Jeruzalem, inclusief het nabijgelegen Bethlehem, onder internationaal bestuur moeten komen. De Joden aanvaarden het plan. De Arabieren echter, wijzen ook nu ieder compromis van de hand.

    Aansluitend op de stemming in de AV van de VN worden overal in het mandaatgebied Joodse doelen door Arabieren aangevallen. In de periode tot en met 31 december worden 205 Joden vermoord. Bij het geweld komen in dezelfde periode ook meer dan 120 Arabieren om het leven, deels door Joodse zelfverdedigings- en terreuracties, deels door Brits politieoptreden.

    Ook in de Arabische wereld wordt de AV-resolutie begroet met anti-Joods geweld. Zo worden bijvoorbeeld op 9 december in Aden 82 Joden vermoord. In Egypte worden ruim 150 Joden om het leven gebracht.

    12 december. Bij de Damaskuspoort in Jeruzalem komen vijf Arabieren om het leven bij een door Joodse extremisten gepleegde bomaanslag.

    13 december. Bij twee door Joodse extremisten gepleegde aanslagen in respectievelijk Jaffa en Haifa worden in totaal 26 Arabieren gedood. De Jewish Agency (het hoogste bestuursorgaan van de Joden in het mandaatgebied) geeft dezelfde dag een felle verklaring uit waarin Joodse vergeldingsacties worden veroordeeld.

    1948

    1 januari-14 mei. De gevechten in het mandaatgebied krijgen het karakter van een bloedige burgeroorlog, waarbij ook de Britten steeds zwaardere verliezen leiden. Arabische troepeneenheden uit de omringende landen, met name uit Syrië en Irak, participeren op verschillende plaatsen in de strijd tegen de Joden.

    11 maart. Bij een Arabische bomaanslag op het gebouw van de Jewish Agency in Jeruzalem worden 13 Joden gedood.

    9 april. Het iets ten westen van Jeruzalem gelegen, mede door Irakese troepen verdedigde dorp Deir Yassin wordt door eenheden van de Irgoen, de Sterngroep en de Hagana veroverd. Bij de bloedige huis-aan-huisgevechten komen 107 Arabieren, waaronder ook vrouwen en kinderen, om het leven. (Dit aantal blijkt uit een studie die in 1987 door de Palestijnse Bir Zeit Universiteit werd gepubliceerd.) De gruwelverhalen over Deir Yassin (zowel de Joden als de Arabieren gebruiken het bloedbad voor hun propaganda en kloppen het aantal slachtoffers op tot meer dan 250), veroorzaken grote paniek onder de Arabische bevolking en dragen zodoende bij aan het ontstaan van de Arabische vluchtelingenstroom uit de regio Jeruzalem en Galilea.

    19 april. Een Arabische aanval op de Joodse wijken van Tiberias eindigt in een Arabische nederlaag. De volledige stad valt in Joodse handen.

    23 april. De gemengd Joods-Arabische havenstad Haifa wordt door Joodse troepen veroverd.

    12 mei. De iets ten zuiden van Jeruzalem liggende Joodse nederzetting Kfar Etzion wordt na een maand van Arabische aanvallen onder de voet gelopen. Bij de gevechten komen honderd Joden om. Van de 19 overlevende Joodse strijders worden er 15 met machinegeweren afgemaakt en hun lijken met de overwinnaars op de foto gezet.

    12 mei. Het aan Zuid-Tel Aviv grenzende Arabische plaatsje Jaffo valt in Joodse handen.

    14 mei. De staat Israel wordt uitgeroepen.

    15 mei. De laatste Britse troepen verlaten Palestina. De reguliere legers van zes Arabische staten, Egypte, Syrië, Transjordanië, Libanon, Saoedie-Arabië en Irak vallen Israel binnen. Het Jordaanse leger wordt voor een deel gecommandeerd door Britse officieren. Ook de opperbevelhebber, generaal J.B. Glubb, is Brits.

    29 mei. Na een lange belegering wordt de Joodse wijk in de Oude Stad van Jeruzalem door Arabische troepen ingenomen. De overlevende Joden worden uit de Oude Stad gedeporteerd. De Joodse huizen en synagoges worden leeggeplunderd.

    11 juni. Wapenstilstand.

    15 oktober. In de Negev breken nieuwe gevechten uit. Het Egyptische leger wordt nog verder naar het zuiden gedreven.

    18 november. Israel aanvaardt een staakt-het-vurenoproep van de Veiligheidsraad,

    11 december. In Resolutie 194 roept de Algemene Vergadering van de VN o.a. op tot het op een realistische manier oplossen van het vluchtelingenprobleem.

    22 december. Op het zuidelijk front wordt het staakt-het-vuren opnieuw geschonden. Bij de Israelische tegenaanval worden de Egyptische troepen tot voorbij de grenzen van het mandaatgebied verdreven. Alleen de aan de Egyptische Sinaiwoestijn grenzende Gazastrook blijft onder Egyptische bezetting. Veel Arabieren die de oorlogshandelingen zijn ontvlucht hebben in het gebied een goed heenkomen gezocht.

    1949

    24 februari. Israel en Egypte sluiten een wapenstilstand. Egypte blijft de Gazastrook bezet houden.

    23 maart. Israel en Libanon sluiten een wapenstilstand.

    februari-maart. Het Israelische leger trekt zich terug uit de op Libanon en Egypte veroverde gebieden.

    3 april. Israel en Transjordanië sluiten een wapenstilstand. Transjordanië blijft de landstreken Judea en Samaria (de ‘Westelijke Jordaanoever’) en Oost-Jeruzalem bezet houden. Jordanie verwoest alle synagoges in de Oude Stad van Jeruzalem, alsook de eeuwenoude Joodse necropolis op de Olijfberg. Joden wordt de toegang tot de voor hen heilige plaatsen ontzegd, zoals de Westmuur. Ook christelijke Israeli’s krijgen geen toegang tot hun heilige plaatsen in het door Jordanië bezette stadsdeel.

    20 juli. Israel en Syrië sluiten een wapenstilstand.

    In Israels Onafhankelijkheidsoorlog zijn meer dan 6.000 van de 600.000 Israelische Joden om het leven gekomen.

    1950

    24 april. Jordanië annexeert de Westbank en Oost-Jeruzalem. Deze stap wordt alleen erkend door Pakistan en Groot-Brittannië. Londen erkent echter niet de annexatie van Oost-Jeruzalem.

    Arabische terreurgroepen beginnen met het systematisch plegen van aanslagen op Israelische doelen. De terroristen opereren voornamelijk vanaf Egyptisch en Jordaans grondgebied, met toestemming, aanmoediging en militaire en financiële hulp van de gastlanden.

    1951

    20 juli. De Jordaanse koning Abdallah wordt in de Al-Aksamoskee in Jeruzalem door een aanhanger van de Palestijnse leider en moefti Hadj Amin Al-Hoesseini vermoord.

    28 september. Israel biedt de Arabische staten een niet-aanvalsverdrag aan, roept op tot directe onderhandelingen en biedt compensatie aan voor de achtergelaten eigendommen van de in 1948 uit Israel weggevluchte Arabieren. De Arabische staten wijzen alle Israelische voorstellen van de hand.

    1952

    28 juli. Staatsgreep in Egypte. Koning Faroek verdreven. Egypte wordt een republiek.

    1953

    2 september. Israel begint met waterwerken bij de bovenloop van de Jordaanrivier. Syrië protesteert bij de Veiligheidsraad. Onder Amerikaanse druk wordt het werk aan de projecten op 20 oktober gestaakt.

    1954

    22 januari. Moskou spreekt zijn veto uit over een door de Westerse leden van de Veiligheidsraad opgestelde conceptresolutie die Israel toestaat de waterwerken bij de Jordaan te hervatten.

    1955

    28 februari. De sterke toename van het aantal terroristische aanslagen vanuit de door Egypte bezette Gazastrook leidt tot een Israelische actie tegen Egyptische militaire installaties in Gaza.

    Egypte blokkeert de Straat van Tiran en daarmee de Israelische havenstad Eilat.

    20 oktober. Egypte en Syrië sluiten een defensieverdrag.

    1956

    26 juli. Egypte nationaliseert het Suezkanaal.

    25 oktober. Egypte, Syrië en Jordanië stellen een gezamenlijk militair commandocentrum in voor ‘de vernietigingsoorlog tegen Israel’.

    29 oktober. Israelische strijdkrachten passeren de grens met Egypte en @!#$ op in de richting van het Suezkanaal.

    30 oktober. Londen en Parijs stellen Cairo een ultimatum voor het ontruimen van de op 26 juli genationaliseerde Suezkanaal-zone. De Europese machten vragen Israel eveneens zijn troepen uit de zone terug te trekken (tot 15 kilometer van het kanaal). Cairo wijst het ultimatum onmiddellijk van de hand.

    31 oktober. Een Anglo-Frans expeditieleger valt de kanaalzone binnen en verdrijft de Egyptische troepen. Israelische eenheden veroveren de Gazastrook en strategische delen van de Sinaiwoestijn.

    6 november. Onder Sovjet-dreigementen en Amerikaanse druk komt een staakt-het-vuren tot stand.

    21 november. Het eerste detachement VN-vredestroepen arriveert in de kanaalzone.

    22 december. De laatste Anglo-Franse troepen verlaten de kanaalzone.

    24 november. De Israelische strijdkrachten beginnen een gefaseerde terugtrekking uit de Sinaiwoestijn (voltooid op 10 maart 1957).

    1957

    15 maart. Egypte verbiedt Israelische scheepvaart door het opnieuw opengestelde Suezkanaal.

    4 juni. De Arabische Liga kondigt de zogenaamde secundaire boycot af, op basis waarvan Westerse bedrijven die met Israel zaken doen op een zwarte lijst worden geplaatst.

    1958

    februari. Toename van beschietingen van Israelische doelen door het Syrische leger.

    26 mei. Jordaanse troepen vermoorden vier Israelische politieagenten en een VN-medewerker in de gedemilitariseerde zone op de berg Scopus in Jeruzalem.

    14 juli. In Libanon ontbrandt een burgeroorlog.

    1959

    Egypte blokkeert het Suezkanaal de facto voor internationaal scheepvaartverkeer met bestemming Israel. Van sommige tegengehouden schepen wordt de lading in beslag genomen.

    5 oktober. Egypte verklaart in de VN dat Israel pas van het Suezkanaal gebruik kan maken als het Arabische vluchtelingenprobleem is opgelost.

    In Koeweit wordt de Palestijnse Al-Fatah organisatie door Jasser Arafat opgericht.

    1960

    20 februari. Jordanië verzet zich in de Arabische Liga tegen voorstellen voor het op de Westbank stichten van een Palestijnse entiteit.

    De Shah van Perzië (Iran) verklaart dat zijn land Israel de facto erkent. Uit protest verbreekt Cairo twee dagen daarna de betrekkingen met Teheran.

    1962

    16 maart. De aanhoudende Syrische artilleriebeschietingen op Israel worden beantwoord met Israelische commandoacties tegen Syrische posities op de Golan.

    9 april. De Veiligheidsraad veroordeelt het Israelische optreden tegen Syrië.

    1963

    17 april. Egypte, Syrië en Irak gaan een federatie aan en roepen op tot de vernietiging van Israel.

    1964

    29 mei. Oprichting in Oost-Jeruzalem van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO, een bonte federatie van anti-Israelische guerrillaorganisaties. De oprichting van de PLO geschiedt op initiatief van Egypte en onder auspiciën van de Arabische Liga. Al Fatah is de grootste fractie.

    De Arabische Liga besluit tot het nemen van maatregelen om de bronwateren van de Jordaan om te leiden en daarmee Israel zijn belangrijkste watervoorraad te ontnemen.

    1965

    januari. Al Fatah begint met het vanaf de Westbank plegen van terreuraanslagen op Israelische doelen.

    27 mei. Israelische troepen voeren anti-terreuracties uit op de Westbank

    1966

    18 mei. Israel verklaart niet als eerste land in het Midden-Oosten te zullen overgaan tot de inzet van kernwapens.

    25 juli. Ernstige escalatie van de Syrisch-Israelische vijandelijkheden in het grensgebied tussen de twee landen.

    1967

    januari. Opnieuw zware gevechten in het Israelisch-Syrisch grensgebied.

    11 april. De VN-Veiligheidsraad betreurt de aanhoudende Arabische aanvallen tegen Israel.

    14 mei. Egypte mobiliseert zijn strijdkrachten. Een Egyptische troepenmacht trekt de Sinaiwoestijn binnen, in de richting van Israel.

    16 mei. Cairo eist het vertrek van de VN-troepenmacht uit de Sinai. Die verlaat het gebied op 19 mei.

    22 mei. Egypte blokkeert opnieuw de Straat van Tiran en daarmee de haven van Eilat voor al het Israelische scheepvaartverkeer. Op Radio Cairo kondigt Achmed Shukeri, de leider van de PLO, de vernietiging van Israel aan.

    25 mei. Begin van Syrische, Irakese, Jordaanse en Saoedische troepenverplaatsingen naar de grenzen met Israel.

    5 juni. Israel slaat preventief toe. De luchtmachten van Egypte en Syrië worden vrijwel vernietigd en dankzij het luchtoverwicht veroveren de Israelische troepen achtereenvolgens de Gazastrook en de Sinaiwoestijn op Egypte en de Golanhoogvlakte op Syrië.

    5 juni. Terwijl Israel de Jordaanse regering heeft verzekerd dat Jordanië niet zal worden aangevallen als dat land zich afzijdig houdt, opent de Jordaanse artillerie in Oost-Jeruzalem om 10.20 uur toch het vuur op Israelische doelen in het westelijk deel van de stad.

    7 juni. Israelische troepen veroveren de Oude Stad van Jeruzalem.

    8 juni. Het Israelische leger bereikt het Suezkanaal en voltooit daarmee de verovering van de Egyptische Sinaiwoestijn. Cairo accepteert een wapenstilstand.

    10 juni. Israel verovert de Golanhoogvlakte op Syrië. Damascus accepteert een wapenstilstand.

    11 juni. Israelische bulldozers verwoesten het aan de voet van de Westmuur liggende grotendeels uit krotten bestaande ‘Marokkaanse’ wijkje (‘Magreb’). Een opgang naar de tot het Tempelplein toegang biedende ‘Magreb-poort’ (‘Bab Magribeh’) wordt in tact gelaten. Het op deze wijze gecreëerde plein biedt mogelijkheden de status quo in stand te houden, waarbij moslims op de Tempelberg kunnen blijven bidden en joden bij de Westmuur. Voordien was bij de Westmuur slechts ruimte voor minder dan honderd joodse gelovigen. Voor het eerst sinds mei 1948 kunnen joden deze en andere heilige joodse plaatsen weer bezoeken.

    27 juni. De Israelische regering verklaart de Israelische wet (ook) van toepassing in Oost-Jeruzalem en garandeert in speciale wetgeving de bescherming van de heilige plaatsen en de vrije toegang daarvan door de aanhangers van de verschillende religies.

    Israel accepteert stilzwijgend dat het Jordaanse ministerie van Religieuze Zaken de feitelijke verantwoordelijkheid behoudt over de islamitische belangen op de Tempelberg en elders in de door Israel veroverde gebieden. Amman blijft ook verantwoordelijk voor het benoemen en betalen van de functionarissen van de plaatselijke Wakf (islamitische raad).

    1 september. Op de Arabische top in Khartoem wordt besloten tot een politiek van ‘geen vrede met, geen erkenning van en geen onderhandelingen met Israel’.

    22 november. De Veiligheidsraad neemt resolutie 242 aan, die de basis moet vormen voor een rechtvaardige en duurzame vrede in het Midden-Oosten. De resolutie wil veilige en erkende grenzen voor Israel en de ontruiming van gebied dat in de juni-oorlog werd bezet.

    1968

    februari. Hevige gevechten tussen Israelische troepen en Arabische terroristengroepen langs de Israelisch-Jordaanse bestandslijnen.

    8 oktober. Israel biedt de Arabische landen een vredesplan aan. Dat wordt afgewezen.

    19 november. Israel staat de terugkeer toe van duizenden Palestijnen die tijdens de Zesdaagse Oorlog vanuit de Westbank naar Jordanië zijn gevlucht.

    26 december. In Athene vindt de eerste Palestijnse terroristische aanslag tegen een Israelisch passagiersvliegtuig plaats.

    1969

    18 februari. Palestijnse aanslag op een Israelisch passagiersvliegtuig in Zurich.

    23 april. Cairo zegt het bestand langs het Suezkanaal niet meer te erkennen.

    11 mei. Amman verbiedt het vanaf Jordaans grondgebied plegen van terroristische aanslagen op Israel. De maatregel volgt op een serie Israelische vergeldingsacties en waarschuwingen.

    20 juli. De aanhoudende Egyptische beschietingen van Israelische posities langs het Suezkanaal worden beantwoord met Israelische bombardementen op doelen in Egypte.

    1970

    22 februari. Palestijnse terroristen blazen een passagiersvliegtuig van Swissair in de lucht op.

    7 augustus. Nieuw bestand aan het Suezkanaal.

    september. Het Jordaanse leger opent de aanval op de steeds machtiger wordende Palestijnse guerrillaorganisaties in Jordanië. Duizenden Palestijnen worden gedood. Ondanks Syrische militaire hulp verliezen de Palestijnen de strijd en moeten hun strijdgroepen uiteindelijk naar Libanon uitwijken. Deze gebeurtenis krijgt de naam ‘zwarte september’. Pas in juli 1971 keert de stabiliteit in Jordanië terug.

    1971

    6 oktober. Egypte en Israel wijzen een Amerikaans interimvredesplan van de hand.

    28 november. De Jordaanse premier Wasfi Tal wordt in Cairo door Palestijnse terroristen vermoord.

    1972

    5 september. Bij een Palestijnse aanslag op de Israelische Olympische ploeg in Munchen worden elf Israeli’s gedood.

    1973

    1 maart. PLO-terroristen vermoorden de Amerikaanse ambassadeur en zijn plaatsvervanger in Khartoum, alsmede een Belgische diplomaat. De slachtoffers worden eerst ontvoerd en op telefonische instructie van Jasser Arafat doodgeschoten.

    6 oktober. In de ochtend van Jom Kippoer, de heiligste dag van het Joodse jaar, vallen de Egyptische en Syrische legers Israel op twee fronten aan.

    7 oktober. Dankzij de geostrategische kwaliteiten van de Golanhoogvlakte kan de massale Syrische opmars door een gering aantal Israelische militairen worden gestopt.

    12 oktober. Israelische troepen @!#$ op tot 40 kilometer van Damascus. Syrische en Irakese en Jordaanse troepeneenheden worden van de Golanhoogvlakte verdreven.

    15 oktober. Een Israelische tank- en infanteriedivisie trekt onder leiding van Ariel Sharon het Suezkanaal over. Nog geen week later is het Derde Egyptische Leger omsingeld en ligt de weg naar Alexandrie en Cairo voor Israel open.

    22 oktober. De Veiligheidsraad neemt resolutie 338 aan, die feitelijk een herhaling is van resolutie 242 uit 1967.

    Opnieuw zijn het Sovjet-dreigementen en Amerikaanse druk die tot een bestand leiden, dat op 24 oktober ingaat.

    1974

    18 januari. Dankzij intensieve Amerikaanse bemiddeling sluiten Israel en Egypte een troepenscheidingsakkoord. Daarbij trekken de Israelische troepen zich terug van de Westbank van het Suezkanaal, terwijl de Egyptische expeditielegers op de Oostbank van het kanaal mogen blijven.

    15 mei. Bij een Palestijnse aanslag op de school in Ma’alot (Galilea) komen 22 kinderen om het leven.

    31 mei. Israel en Syrië sluiten een troepenscheidingsakkoord, waarbij Israel zich terugtrekt uit alle tijdens de oorlog veroverde gebieden, plus uit een deel van het in 1967 veroverde gebied op de Golan, waaronder de verwoeste stad Kuneitra. De uitputtingsoorlog aan het Syrische front heeft dan 81 dagen geduurd.

    30 oktober. De Arabische Liga verklaart de PLO tot de enige vertegenwoordiger van de Palestijnse Arabieren. De Liga sluit Jordanië uit van een toekomstige rol op de Westbank.

    13 november. In een toespraak voor de Algemene Vergadering van de VN roept PLO-leider Jasser Arafat op tot de vernietiging van Israel en de vestiging van een seculiere staat Palestina, waar ook Joden kunnen leven.

    20 november. De VN-organisatie UNESCO veroordeelt Israel voor het doen van archeologisch onderzoek in Jeruzalem.

    22 november. De Algemene Vergadering van de VN verleent de waarnemersstatus aan de PLO (onder de naam ‘Palestina’) en erkent het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk.

    1975

    13 april. Een bloedig treffen in Beiroet tussen Fatah-terroristen en de militie van de christelijke Falangisten markeert het begin van de Libanese burgeroorlog tussen de christelijke en islamitische bevolkingsgroepen.

    11 mei. Israel wordt geassocieerd lid van de EEG.

    4 juli. Bij een Palestijnse bomaanslag in Jeruzalem worden 13 Israeli’s gedood.

    10 november. De Algemene Vergadering van de VN neemt een resolutie aan die zionisme gelijkstelt aan racisme.

    1976

    12 april. Op de Westbank worden gemeenteraadsverkiezingen georganiseerd.

    27 juni. Een Air France vliegtuig dat van Tel Aviv naar Parijs onderweg is wordt door een groep Palestijnse en Duitse terroristen gekaapt en naar het Oegandese Entebbe gevlogen. Daar worden de 103 Joodse van de niet-Joodse passagiers gescheiden.

    4 juli. Israelische commandotroepen bevrijden de Joodse gijzelaars in Entebbe. Daarbij komt de leider van de bevrijdingsactie, Jonathan Netanyahu (een broer van de latere premier Benjamin Netanyahu), om het leven.

    1977

    17 mei. Na bijna dertig jaar onafgebroken te hebben geregeerd verliest de Arbeiderspartij de parlementsverkiezingen aan de Likoed.

    20 juni. Aantreden van de nieuwe regering onder premier Menachem Begin.

    26 juli. Het Ministerieel Comité voor de Nederzettingen erkent de status van Kedumim, Ofra (beide gelegen in Samaria) en Ma’aleh Adumim (Judea) als volwaardige nederzettingen.

    10 oktober. De regering geeft Gush Emunim toestemming voor het bouwen van zes nieuwe nederzettingen in Samaria/de Westbank.

    15 november. Premier Begin nodigt de Egyptische president Anwar Sadat uit voor een bezoek aan Israel. De uitnodiging wordt aanvaard.

    19 november. President Sadat bezoekt Israel en spreekt de Knesset toe. Het is het eerste officiele bezoek van een Arabisch leider aan Israel.

    1978

    11 maart. Vanuit Libanon opererende Palestijnse terroristen kapen twee Israelische autobussen en vermoorden 37 inzittenden.

    14 maart. Het Israelische leger trekt Zuid-Libanon binnen om een eind te maken aan de terroristische infrastructuur van de PLO.

    19 maart. De Veiligheidsraad neemt Resolutie 425 aan.

    13 juni. Het Israelische leger voltooit de terugtrekking uit Libanon.

    18 juni. Het Israelische kabinet bepaalt dat de toekomstige status van de Westbank en Gazastrook pas aan de orde zullen komen na een periode van vijf jaar Palestijns zelfbestuur.

    6-17 september. Israelisch-Egyptisch-Amerikaanse vredesconferentie in het Amerikaanse Camp David. Er wordt een akkoord bereikt over de inhoud van een Israelisch-Egyptisch vredesverdrag en over onderhandelingen die moeten leiden tot een vijf jaar durend zelfbestuur van de Palestijnse Arabieren. Het akkoord verzandt echter in een reeks slepende onderhandelingen

    10 december. Menachem Begin en Anwar Sadat ontvangen de Nobelprijs voor de Vrede.

    1979

    26 maart. Het Israelisch-Egyptisch vredesverdrag wordt in Washington ondertekend.

    10 april. De PLO verklaart zijn terroristische acties tegen Israel te zullen intensiveren teneinde het Israelisch-Egyptisch vredesverdrag te ondermijnen.

    11 april. Na een Palestijnse raketaanval op Kiryat Shmona bombardeert de Israelische luchtmacht PLO-bases in Libanon.

    27 juni. Israelische jachtvliegtuigen schieten boven Libanon zes Syrische MiG’s neer.

    1980

    1 maart. De Veiligheidsraad eist in een resolutie dat Israel bestaande nederzettingen ontmantelt en ophoudt met het bouwen van nieuwe. De VS stemmen voor de resolutie, maar later verklaart president Carter dat er een communicatiefout was opgetreden en dat het de bedoeling was geweest om tegen te stemmen.

    2 mei. Bij een aanslag van PLO-terroristen in Hebron komen zeven Israelische studenten om en raken er 16 gewond.

    25 mei. Premier Begin nodigt de Saoedische prins Fahd uit om naar Jeruzalem te komen en de Knesset toe te spreken.

    13 juni. De leiders van de EEG geven hun Verklaring van Venetië af, die stelt dat de PLO bij vredesonderhandelingen betrokken moet worden.

    30 juli. De Knesset bevestigt bij aparte wet dat Jeruzalem de ondeelbare hoofdstad van Israel is.

    1981

    7 juni. De Israelische luchtmacht verwoest de Iraakse kernreactor Osirak-II en dwarsboomt daarmee de ontwikkeling van kernwapens door Saddam Hoessein.

    20 juni. De VN-Veiligheidsraad veroordeelt Israel voor de luchtaanval op Irak.

    6 oktober. De Egyptische president Anwar Sadat wordt tijdens een militaire parade (ter herdenking van de Jom Kippoeroorlog van 1973) door moslimextremisten vermoord. Hij wordt opgevolgd door Hosni Mubarak.

    14 december. De Knesset verklaart de Israelische wet van toepassing op de in 1967 op Syrië veroverde Golanhoogvlakte. De maatregel heeft hetzelfde effect als annexatie.

    1982

    Maart. In het kader van de vrede met Egypte worden de Joodse dorpen in het noorden van de Sinaiwoestijn door het Israelische leger ontruimd en met de grond gelijkgemaakt.

    25 april. Israel draagt het laatste stuk van de Sinaiwoestijn aan Egypte over.

    4 juni. Nieuwe Israelische vergeldingsmaatregelen wegens een reeks van 270 Palestijnse terreurdaden, waaronder een aanslag op de Israelische ambassadeur in Londen. De PLO antwoordt met massale artilleriebeschietingen van burgerdoelen langs Israels noordgrens.

    6 juni. Met de bedoeling de terroristische infrastructuur van de PLO te vernietigen trekt het Israelische leger Libanon binnen. Het PLO-guerrillaleger telt tussen de 15.000 en 18.000 man, inclusief een buitenlands detachement van ruim 5.000 militairen uit onder andere Libië, Irak, India, Sri Lanka, Chad en Mozambique. Zij kunnen beschikken over tanks, artillerie en luchtafweergeschut. De stellingen en munitieopslagplaatsen van de PLO zijn veelal gevestigd in scholen, ziekenhuizen en door burgers bewoonde flatgebouwen.

    11 juni. Israel en Syrië komen een bestand overeen.

    23 augustus. De christelijke leider Bashir Gemayel wordt gekozen als president van Libanon.

    30 augustus. Jasser Arafat en andere PLO-topfiguren vertrekken per schip uit Libanon naar Tunesië. Israel heeft hen daartoe gedwongen.

    14 september. De op 23 augustus tot president van Libanon gekozen Libanese falangistenleider Bashir Gemayel wordt met een bomaanslag gedood.

    15 september. Israelische eenheden bezetten West-Beiroet en omsingelen de Palestijnse wijken Sabra, Shatilla en Fakahani. Doel van de actie is het uitschakelen van de naar schatting 2.000 PLO-terroristen die zich nog in het zuidwestelijke stadsdeel bevinden.

    16 september. Op wraak beluste Libanees-christelijke milities trekken Sabra en Shatilla binnen en richten er bloedbaden aan.

    19 september. Israel begint met de terugtrekking van zijn troepen uit Beiroet. Een internationale strijdmacht, waaronder 1.800 Amerikaanse mariniers, nemen de Israelische posities over.

    25 september. Honderdduizenden Israeli’s demonstreren in Tel Aviv tegen de oorlog in Libanon.

    29 september. De Israelische regering stelt een onderzoekscommissie in naar de gang van zaken rond de bloedbaden in Sabra en Shatilla.

    1983

    8 februari. De Israelische onderzoekscommissie naar de bloedbaden van 16 september 1982 in Sabra en Shatilla (de Commissie Kahan) presenteert zijn eindverslag. De commissie stelt vast ‘dat er bij niemand aan Israelische kant de intentie bestond de niet-combattanten in de wijken kwaad te berokkenen’. Minister van Defensie Ariel Sharon wordt echter wel indirecte verantwoordelijkheid verweten, omdat hij de falangisten toestemming had gegeven zuiveringsacties in Sabra en Shatilla uit te voeren, terwijl er volgens de commissie logischerwijs moest worden gevreesd voor falangistische wraakacties tegen de Palestijnen.

    17 mei. Israel en Libanon tekenen een vredesverdrag waarin wordt geregeld dat alle buitenlandse troepen het land dienen te verlaten, ook de Syrische bezettingsmacht. Het verdrag wordt echter onder druk van Damascus door Beiroet ingetrokken. Het Syrische leger blijft een groot deel van Midden- en Noord-Libanon bezet houden en het Israelische leger handhaaft een bufferzone in het zuiden.

    1985

    31 mei. Het Israelische leger voltooit de terugtrekking uit Libanon, met uitzondering van een 15 kilometer smalle veiligheidszone, waarin duizend Israelische militairen tezamen met het door Israel gewapende Zuid-Libanese Leger moeten opereren.

    1987

    9 december. Begin van de eerste Palestijnse ‘intifada’ tegen Israel. Aanleiding was een vrachtwagenongeluk in Gaza. Oorzaak is de verminderde aandacht voor de Palestijnen bij de Arabische regeringsleiders.

    1988

    31 juli. Koning Hoessein verbreekt de Jordaanse juridische en bestuurlijke banden met de Westbank en doet daarmee afstand van de Jordaanse aanspraken op het gebied.

    15 november. De Palestijnse Nationale Raad roept in Algiers een onafhankelijke Palestijnse staat uit.

    14 december 1988. Washington opent een dialoog met de PLO nadat Arafat heeft verklaard terrorisme af te wijzen en VN-resolutie 242 (1967) te aanvaarden.

    1990

    2 augustus. Irak valt Koeweit binnen. Palestijnse eenheden assisteren bij het elimineren van het Koeweitse verzet en bij het plunderen van het oliestaatje. Jasser Arafat plaatst de PLO openlijk in het kamp van Saddam Hoessein.

    1991

    16 januari. Begin van de door de VS geleide Operatie Desert Storm.

    17 januari. Irak vuurt Scudraketten af op Israelische steden. In de Palestijnse steden wordt op grote schaal feest gevierd.

    28 februari. Koeweit bevrijd. Irak gaat akkoord met een wapenstilstand.

    30 oktober. Begin van de vredesconferentie van Madrid. Israel voert historische onderhandelingen met Syrie, Libanon en een Jordaans-Palestijnse delegatie.

    16 december. De uit 1975 stammende VN-resolutie 3379 (‘zionisme is een vorm van racisme’) wordt door de Algemene Vergadering ingetrokken. 25 Landen, waaronder de leden van de Arabische Liga en Iran stemmen tegen.

    1992

    13 juli. Aantreden van een nieuwe Israelische regering, geleid door Jitschak Rabin.

    Israel bevriest het bouwen van nieuwe nederzettingen in de Westbank en Gazastrook en treft nog andere vertrouwenwekkende maatregelen die onderhandelingen met de Palestijnen moeten bevorderen. De regering biedt ook Syrië aan te gaan praten over land-voor-vrede.

    1993

    13 september. Na maanden van geheime onderhandelingen ondertekenen Jitschak Rabin en Jasser Arafat de ‘Beginselverklaring’, ook bekend als het Oslo-akkoord. De ceremonie vindt plaats op het gazon voor het Witte Huis in Washington. Over de implementatie van het akkoord zullen Israel en de PLO verder gaan onderhandelen.

    1994

    25 februari. De Joodse arts Baruch Goldstein vermoordt 29 moslims in de Machpela in Hebron. De Machpela bevat de graven van de aartsvaders- en moeders van Israel en is ook voor moslims een heilige plaats.

    4 mei. Israel en de PLO ondertekenen het Gaza-Jericho Akkoord, dat de beginselverklaring van september 1993 voor een deel implementeert en de basis legt voor Palestijnse zelfbestuur.

    18 mei. Israelische troepen voltooien de overdracht aan de Palestijnse politie van het grootste deel van de Gazastrook, alsmede de stad Jericho en het gebied daar omheen.

    1 juli. Jasser Arafat maakt zijn intocht in Gaza en wordt voorzitter van de Palestijnse Autoriteit.

    25 juli. Israel en Jordanië maken formeel een eind aan de staat van oorlog.

    29 augustus. Israel en de PLO sluiten een akkoord over de overdracht van civiele bevoegdheden in het grootste deel van de Westbank.

    26 oktober. Israel en Jordanië sluiten een vredesakkoord. De ceremonie vindt plaats op de grens van beide landen, in de zuidelijke Aravawoestijn.

    1995

    28 maart. De Israelische en Syrische opperbevelhebbers voeren besprekingen in Washington

    14 juli. Syrie breekt de onderhandelingen met Israel af.

    28 september. Israel en de PLO ondertekenen de Interimovereenkomst (‘Oslo-2’). Daarin wordt de overdracht van Palestijnse dorpen en steden op de Westbank geregeld, alsmede procedures voor verkiezingen in de Palestijnse gebieden.

    4 november. Premier Jitschak Rabin wordt in Tel Aviv door een Joodse extremist vermoord. Shimon Peres volgt hem op.

    december. De Israelische terugtrekking uit de Palestijnse bevolkingscentra op de Westbank wordt voltooid (behoudens uit Hebron).

    1996

    20 januari. Verkiezingen in de Palestijnse gebieden. Arafat wordt gekozen tot voorzitter van de nieuwe Palestijnse Nationale Raad.

    mei Tal van aanslagen teisteren Israel en beinvloeden de verkiezingsstijd.

    29 mei. Parlements- en premierverkiezingen in Israel. Benjamin Netanyahu (Likoed) wint en stelt een regering samen.

    4 september. Netanyahu heeft zijn eerste ontmoeting met Arafat.

    24 september. De opening van een tweede toegang tot een archeologische tunnel langs de Westmuur in Jeruzalem wordt door de Palestijnen aangegrepen om bloedige onlusten te beginnen. Zestien Israeli’s worden door Palestijnse politieagenten vermoord. In Nabloes wordt de religieuze Joodse school bij het Graf van Josef door Arabieren geplunderd en in brand gestoken.

    1997

    17 januari. Israel gaat akkoord met het zogenaamde Hebron Protocol, dat voorziet in het overdragen van 80 procent van Hebron aan de Palestijnse Autoriteit. In een door de Amerikanen opgestelde zogenaamde ‘Note for the Record’ worden de op dat moment nog openstaande Israelische en Palestijnse verplichtingen op basis van de Oslo-akkoorden nog eens samengevat.

    1998

    23 oktober. Israel en de PLO ondertekenen het Wye River Memorandum, dat uitvoering van de nog openstaande Israelische en Palestijnse verplichtingen onder de Oslo-akkoorden moet bevorderen.

    20 november. Israel trekt zich terug uit nog eens 2 procent van de Westbank en plaatst nog eens 7,1 procent van het gebied onder volledige Palestijnse controle (dus inclusief de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het handhaven van de openbare orde). Meer dan 95 procent van de Palestijnen bevindt zich daarmee onder het gezag van de Palestijnse Autoriteit.

    15 december. Bij gelegenheid van de trilaterale ontmoeting tussen president Clinton, premier Netanyahu en PLO-leider Arafat produceert de Israelische delegatie een checklist waaruit blijkt dat de Palestijnen hun in Wye River herbekrachtigde verplichtingen nog steeds niet hebben uitgevoerd.

    De Knesset weigert het Wye Akkoord te ratificeren. De regering Netanyahu treedt af.

    1999

    17 mei. Parlements- en premierverkiezingen in Israel. Ehud Barak (Arbeid) wint en stelt een centrum-linkse regering samen, die op 5 juli aantreedt. Barak en zijn kabinet zetten alles op alles om het vredesproces nieuw leven in te blazen.

    4 september. Israel en de PLO ondertekenen het Sharm Al-Sheik Memorandum, dat uitvoering van de nog openstaande Israelische en Palestijnse verplichtingen onder de Oslo-akkoorden moet bevorderen en tot hervatting van de onderhandelingen over permanente status moet leiden.

    13 september. Begin van de finale-statusonderhandelingen tussen Israel en de PLO.

    5 oktober. Israel en de PLO ondertekenen het zogenaamde ‘Protocol voor Veilige Doortocht tussen de Westbank en de Gazastrook’. Het protocol regelt tot in detail de gang van zaken met betrekking tot een door Israel gecontroleerde corridor tussen de twee Palestijnse regio’s.

    2000

    3 januari. Premier Barak en de Syrische minister van Buitenlandse Zaken Faroek al-Shara voeren vredesbesprekingen in het Amerikaanse plaatsje Shepherdstown. Na vier dagen loopt het vredesoverleg vast op de compromisloze houding van de Syriërs.

    19 maart. Israel draagt opnieuw delen van de Westbank over aan de Palestijnse Autoriteit. Daarmee is bijna 40 procent het gebied in Palestijnse handen. Ruim 97 procent van de Palestijnen bevinden zich thans onder het bestuur van Arafats PA.

    22 maart. Paus Johannes Paulus II brengt een bezoek aan Israel en de Palestijnse gebieden.

    24 mei. Israel trekt zich eenzijdig terug uit Zuid-Libanon. De terugtrekking wordt door de VN als volledig gekwalificeerd en de internationale grens wordt door de VN gemarkeerd. Hezbollah-eenheden trekken de door Israel ontruimde gebieden binnen.

    10 juni. Dood van Hafez al-Assad. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Bashar.

    12 juli. Begin van twee weken van door president Clinton persoonlijk geleide intensieve marathononderhandelingen tussen Israel en de PLO in het Amerikaanse Camp David. Barak doet een volgens Clinton een genereus aanbod om het conflict te beëindigen, maar de PLO wijst het af.

    25 juli. De Camp Davidtop wordt zonder resultaat afgesloten. Barak en Clinton leggen de schuld bij Arafat, die niet in staat zou zijn geweest het conflict vreedzaam te beëindigen.

    26 september. Begin van de Palestijnse geweldsgolf. Israelische militair in Gaza wordt gedood.

    28 september. Oppositieleider Ariel Sharon brengt onder zware politiebewaking een ‘inspectiebezoek’ aan de heiligste plaats van het Jodendom, het Tempelplein in Jeruzalem, waar de moslims de afgelopen jaren enorme verwoestingen hebben toegebracht aan archeologische resten van het Joodse tempelcomplex. Sharon gaat de islamitische gebouwen op het plein, zoals de Al-Aksamoskee, niet binnen.

    29 september. Sharons bezoek aan de Tempelberg wordt door de PLO aangegrepen om de in juni al geplande gewelddadige confrontatie met Israel verder te doen ontvlammen. In de eerste fase van de zogenaamde Al-Aksa intifada worden op grote schaal Palestijnse kinderen in de frontlinies ingezet.

    7 oktober. In het gezichtsveld van een observatiepost van de VN steken Hezbollahterroristen de Israelisch-Libanese grens over en overvallen een Israelische patrouille. De drie leden daarvan worden gewond en ontvoerd. Er wordt nooit meer wat van hen of over hen vernomen. Begin 2002 verklaart het Israelische leger dat er geen hoop meer is dat de drie nog in leven zijn.

    12 oktober. Twee Israelische reservisten in burger raken de weg kwijt en belanden bij een controlepost van de Palestijnse politie in Ramallah. De twee worden naar een politiebureau gebracht en daar gelyncht.

    16 oktober. De Amerikaanse president Bill Clinton organiseert een crisisoverleg in de Egyptische badplaats Sharm al-Sheik. Na afloop van de top roepen Barak en Arafat op tot een eind aan het geweld.

    9 december. Ehud Barak neemt ontslag als premier en kondigt verkiezingen aan.

    2001

    21 januari. Israelische en Palestijnse delegaties beginnen in het Egyptische Taba nieuwe onderhandelingen over een definitieve vredesregeling. De Palestijnen wijzen een Amerikaans voorstel af. Arafat krijgt 97% van de Westbank aangeboden maar in plaats van dat te accepteren eist hij ‘recht van terugkeer’ naar Israel van miljoenen Palestijnen.

    6 februari. Ariel Sharon (Likoed) wint de verkiezingen en stelt een regering van nationale eenheid in. Ben Eliezer (Arbeid) wordt minister van Defensie.

    30 april. De internationale Mitchell Commissie beveelt het in acht nemen van een afkoelingsperiode, aan. De Commissie stelt dat het uitbreken van de tweede intifada geen verband houdt met het bezoek van Sharon aan de Tempelberg.

    11 september Terroristen van El Qaida plegen aanslagen op de Twintowers in New York en het Pentagon in Washington. Bijna 3000 Amerikanen komen hierbij om. De wereldwijde verontwaardiging leidt o.m. tot een geallieerd ingrijpen in Aghanistan.

    1 juni. Bij een Palestijnse aanslag in Tel Aviv komen 21 Israeli’s om.

    17 oktober. De Israelische minister van Toerisme Rechavam Ze’evi wordt in Jeruzalems door terroristen van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina vermoord.

    2002

    4 januari. De Israelische marine een Palestijns vrachtschip met Iraanse wapens voor de Palestijnse Autoriteit. Arafat ontkent iets met het wapentransport van doen te hebben.

    27 maart. Bij een Palestijnse zelfmoordaanslag (de dertiende sinds 1 januari) in Netanya op het Joodse Paasfeest komen 29 Israeli’s om het leven.

    28 maart. Het Israelische leger ontketent Operatie Beschermend Schild om de terroristische infrastructuur in de Palestijnse gebieden op de Westbank te vernietigen.

    12 mei. Israel trekt zijn soldaten terug van het Palestijnse autonome gebied op de Westoever. Later komen ze weer tijdelijk terug na aanslagen.

    16 juni. Israel begint met de bouw van een muur om de Westoever af te scheiden van het eigenlijke Israel. Dit is tegen terreuraanslagen.

    24 juni. In zijn langverwachte toespraak over het Midden-Oosten zegt Bush dat vrede tussen Israel en de Palestijnen vervanging van Arafat vereist. Alleen met Palestijnse leiders zonder banden met terrorisme kan een oplossing van het conflict worden gevonden. Hij hoopt binnen drie jaar een vredesregeling tot stand te brengen, die een democratische, op een vrije markteconomie gebaseerde Palestijnse staat in het leven roept, die vreedzaam kan bestaan naast Israel.

    30 oktober. De Avoda stapt uit de Israelische regering. Minister van Defensie en partij-leider Ben Eliëzer vindt dat in de begroting te veel geld wordt toegekend aan nederzettingen. Sharon is woedend.

    2003

    28 januari. Premier Sharon wint de Knesseth verkiezingen. De Arbeid verliest. Grote winnaar is Shinui. Er zijn voor het eerst sinds geruime tijd geen directe verkiezingen voor het premierschap.

  • Frieda47S28

    Filistijnen en Judeërs- Palestijnen en joden

    Palestijnen en joden woonden duizenden jaren geleden al in Israël. De Palestijnen zeggen dat ze afstammen van de Filistijnen. De joden stammen af van de Judeërs. De Palestijen en joden hebben allebei heilige plaatsen in Israël. Drieduizend jaar geleden werden de Palestijnen in een oorlog door de joden verslagen. Duizend jaar later vielen de Romeinen het land binnen en werden de joden weggejaagd. De joden zwierven uit over de hele wereld. De Palestijnen werden met rust gelaten en bleven gewoon in Palestina zitten.

  • Mo

    Ik zou ook de moord op duizenden onschuldige moslimvrouwen en kinderen in Srebrenica door Serviers aan toe willen voegen.

  • vondel

    Dit heb ik gelezen als we dan toch citaten gaan overnemen.

    Saoedi-Arabië: De vijand van Amerika

    Door Dr. Srdja Trifkovic Publicatiedatum: 01-11-2002

    Dit is een artikel geschreven op 9 augustus 2002 door Dr. Srdja Trifkovic, een Amerikaanse Islam-deskundige en verbonden aan het Rockford Institute in de VS. Vooral nu toepasselijk, vanwege de weerzinwekkende moslimaanslagen op westerlingen in Bali en de gruwelijke gijzeling van Moskouse burgers door Tstjetjeense Wahabi terroristen. In de lente heb ik hier al een casus aan gewijd. Tijdens mijn verblijf in Tunesië tussen 1993 en 1995, waar ik dagelijks toeschouwer was van de moord- en slachtpartijen van Islamitische terroristen in Algerije (GIA), ben ik mij hierdoor meer gaan verdiepen in de oorsprong van deze weerzinwekkende taferelen. Vandaar dit ingekorte artikel om verder in te gaan op de beweegredenen en de oorsprong van deze terreur. In Nederland heeft Joris Luijendijk al uitgebreid geschreven over het Wahabisme in diverse artikelen eerder dit jaar in het NRC Handelsblad.

    Saoedi-Arabië: De vijand van Amerika

    De veronderstelde betrouwbare en vasthoudende bondgenoot in het Midden-Oosten, t.w. Saoedi-Arabië, kwam recent eindelijk onder de aandacht van de media. Defensieminister Rumsfeld zou problemen hebben met de uitgelekte rapportage aan het Pentagon in juli, die het woestijnkoninkrijk als een van de hoofdbronnen aanwees van het Islamitische geweld en terreur over de hele wereld. Wie deze uitgelekte rapportage ook heeft bewerkstelligd heeft het land (en de westerse wereld, red.) een enorme dienst bewezen. In de woorden van de veiligheidsanalist van de Rand Corporation is “Saoedi-Arabië actief op elk niveau van de terreurbeweging, van planners tot aan financiers, van kader tot aan soldaten, van ideologen tot aan morele supporters, Saoedi-Arabië ondersteunt onze vijanden en valt onze bondgenoten aan.”

    De Islam heeft mondiale en gevaarlijke gevolgen, ongeacht de obscuriteit en grofheid van de oorsprong. Maar de toepasselijke benaming “terreurbeweging” van de radicale Islam is geen recente trend en het is geen marginaal fenomeen, dat op de een of andere manier afgeweken is van het veronderstelde model van “moslimvrede en -tolerantie”. Nee, Saoedi-Arabië is het meest echte moslimland in de wereld en is niet gebaseerd op een andere religieuze, rechterlijke en politieke modus van de hoofdstroom binnen de Islam. Om de ondermijnende rol van Saoedi-Arabië in de voortgaande Midden-Oostencrisis te begrijpen en de grootte van de bedreiging voor Amerikaanse (en westerse, red.) waarden, instituten en veiligheid, zouden we moeten beginnen met de vroege geschiedenis van deze vreemde en onplezierige plek.

    Wahabisme

    Het is drie eeuwen geleden sinds Mohammed Ibn Abd al-Wahab werd geboren, maar hij leeft meer dan ooit tevoren. Wahab was een bezeten herboren moslim, die tijdens het begin van de neergang van het Ottomaanse rijk leefde. Hij vond, dat de Islam in het algemeen en Arabië in het bijzonder een geestelijke en letterlijke zuivering nodig hadden en terug diende te keren naar de oorsprong van het geloof. Zoals de “profeet” Mohammed, trouwde hij ook een rijke vrouw die ouder was dan hijzelf. Toen ze stierf, stelde haar erfenis, hem in staat om zich te bemoeien met ideologische en politieke doeleinden. Zijn Sharia-training (Islam-wetten, red.) gecombineerd met een kort pose met het Soefisme (passieve Islamstroming, red.), die hij afwees, produceerde een krachtige mengeling. Uit het Soefisme nam Mohammed het concept van een broederlijke religieuze orde, maar hij wees de inleidingrituelen en muziek in elke vorm af. Hij veroordeelde ook de decoraties in de moskeeën, hoewel deze al non-representatief waren (de afbeeldingen van personen is in de Islam verboden, red.) en zondige bezigheden zoals het roken van tabak. Deze moslimwederdoper wees de verafgoding van heiligen en daarmee verbonden plaatsen en objecten af en gaf aanleiding tot een beweging, die zichzelf zag als de bewaarder van “ware” Islamitische waarden. Zijn ideeën werden opgenomen in het “Boek van Eenheid”, wat weer aanleiding gaf tot de naam van deze beweging, Al-Muwahidun, of Eenheidsbewaarders.

    In het midden van de 18e eeuw, vond Wahab, net zoals Mohammed 11 eeuwen eerder een belangrijke politieke supporter voor zijn religieuze zaak. In 1744 ging hij een samenwerking aan met Mohammed Ibn-Saud, die de leider was van een machtige stam in centraal Arabië en verplaatste zijn “hoofdstad” naar de half-nomadische nederzetting van ad-Dir'jah (Riaad).

    Vanaf deze tijd is het fortuin van de Wahabis en de Ibn-Saud families met elkaar verweven. Onder de opvolger van Ibn-Saud, Abdul-Aziz, streed men vanuit hun woestijnbasis in Najd met een intensiteit van geweld, die men meer dan een millennium niet meer had gezien. In wat zich liet aanzien als een herhaling van het vroege succes van Mohammed en de vier kaliefen 1000 jaar eerder, werden de steden Mekka en Medina tijdelijk veroverd en marcheerde men tot in Mesopotamie (het huidige Irak, red.) en dwong de Ottomaanse gouverneur om vernederende voorwaarden te stellen, waarop men Syrië binnenviel.

    Dit was een onacceptabele uitdaging aan de Sultan, die de erfgenaam was m.b.t. het kalifaat en “beschermer van de heilige plaatsen”. In 1811 kwam hij overeen met de autonome regent van Egypte Ali-Pasha om een campagne te lanceren tegen de Wahabis. Na zeven jaar werden de Wahabis verdreven. In 1818 veroverden de Turken de eerste Wahabi-staat.

    Later in dezelfde eeuw herleefde de sekte onder Faysal om een focus te geven t.a.v. het Arabische verzet tegen het Ottomaanse rijk, dat werd voorgesteld als corrupt en degeneratief, maar de voorspoed van de Ibn-Saud familie nam af, vanwege een conflict met een andere noordelijke Arabische stam. Zij moesten asiel zoeken in de buurprovincie van Mosul, het tegenwoordige Koeweit.

    In 1902 kwam een prins van de Ibn-Saud familie, genaamd Abdul-Aziz “de krijger” vanuit ballingschap terug met 40 cavaleristen en nam de controle over van Riaad. Hij maakte gebruik van de terminale situatie van het Ottomaanse rijk, die snel uitbrak in revolutie en werd getergd door externe bedreigingen van het ineenstortende rijk. Aangespoord door de geest van het Wahabisme, ging Abdul-Aziz over op een campagne om de controle over heel Arabië te verkrijgen. In 1912 werd de religieuze nederzetting van Arawiyah gesticht, dit was 450 mijl ten noorden van Riaad onder leiding van de Ikhwan, oftewel de Broederschap. Dit werd een strenge Arabische geloofsvariant, een moslim Nieuw Jeruzalem, waar mensen uit hun huizen werden getrokken en afgeranseld, omdat men de vrijdagsgebeden negeerden.

    Het aankomende koninkrijk

    Toen de 1e wereldoorlog niet alleen Europa trof, maar ook het Midden Oosten en Turkije haar lot lief afhangen van de Habsburgse en Duitse dynastieën, liep een oude vijand van Ibn-Saud, genaamd Hussein gouverneur van Mekka over naar de Britten in de hoop, dat deze hem zouden steunen als regent van een onafhankelijke Arabische staat als de oorlog voorbij was. Uiteindelijk hebben zijn beschermheren in de beste traditie van Engelse kortzichtigheid hem verraden. Zelfs de beroemde Kolonel Lawrence (van Arabië) kon de uitkomst niet veranderen. De beleidsmakers in Londen probeerden slim te zijn en staken hun vrienden in de rug, hielpen hun vijanden en ondermijnden daarmee de Britse doelstellingen op de lange termijn.

    In de chaotische jaren na de neergang van het Ottomaanse rijk waren de Ikhwan een fanatieke vechtmachine, en behaalde de overwinning voor Ibn Saud, hun leider en stichter van de huidige koninklijke dynastie. In 1924 plunderden en verbranden 3000 van zijn aanhangers de stad Taif, wat talloze malen herhaald werd in onze eigen tijd, van Algerije tot aan Bosnie, Indonesie en Kosovo.

    In 1925 werd het bevel van Ibn Saud uitgevoerd, dat alle heilige begraafplaatsen in Mekka en Medina moesten worden vernietigd. Zijn strijders vernietigden een begraafplaats bekend als de “hemelse looftuin” in Medina volledig, waar familie en eerste kompanen van Mohammed waren begraven. In 1926 werd Abdul Aziz als koning van Hejaz uitgeroepen en binnen een decennium was de rest van Arabië verenigd en werd op de bevolking de zienswijze van Mohammed de Wahabist opgedrongen; mens, wet en Allah.

    Het is niet juist om te zeggen, dat de Wahabi-beweging is t.a.v. Islam, wat puritanisme is t.a.v. het Christendom. Wahabisme is een duidelijke ‘hoofdstroom’, vanwege de eis tot een terugkeer naar de oorspronkelijke glorie van de Islamitische umma (gemeenschap, red.). Ondanks hun bezetenheid, waren de Wahabis niet meer extreem, fanatiek of gewelddadig dan de Islam-modellen van de ‘profeet’ en zijn kompanen in alle tijden.

    Islamitische droom in actie

    De afstammelingen van Abdul Wahab leiden nog steeds de Saoedisch religieuze gemeenschap. Zij verzetten zich tegen de introductie van ‘heidense’ zaken zoals radio, auto's en televisie en gingen alleen overstag, toen de koning hen beloofden om deze verdachte zaken te gebruiken om het geloof uit te dragen. Ze stopten de import van alcohol, voorheen verkocht aan buitenlanders (1952) en verboden vrouwen om auto's te besturen (1957). Het rapport van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken over het Saoedische koninkrijk biedt een kijk op de Islamitische droom in actie:

    “Vrijheid van geloof bestaat niet, de Islam is de officiële religie en alle burgers moeten moslims zijn. Noch de regering, noch de samenleving in het algemeen accepteert het concept van scheiding van kerk en staat en zo'n scheiding bestaat ook niet. In de Sharia-wet is de bekering van een moslim tot een andere religie ketterij. Openbare ketterij is een misdaad, die wordt gestraft met de dood, als de aangeklaagde zich niet herroept. Het Islamitisch religieus onderwijs is verplicht in openbare scholen op elk niveau. Alle kinderen ontvangen religieuze instructie. Burgers hebben niet het recht om hun regering te veranderen. De raad van Senior Islamitische Geestelijken ziet toe op het regeringsbeleid, wat wordt afgestemd met de Sharia. De Islamitische wetgeving van de overheid is de enige nodige gids om mensenrechten te beschermen. Er is wettelijke en systematische discriminatie gebaseerd op geslacht en religie.”

    Het koninkrijk van Saoedi-Arabië is het onverdraagzaamste Islamitische regime ter wereld. Binnen het land is de belijdenis van elke religie anders dan Islam strikt verboden net als in de tijd van Mohammed. Terwijl de Saoedi's overal ter wereld moskeeën bouwen, moeten duizenden christenen, Hindoes en boeddhisten in het geheim hun geloof belijden in het land. Ze worden gearresteerd of gedeporteerd, als ze hun geloof uitdragen in het openbaar. De religieuze politie, genaamd het Comité voor Deugd en de Preventie van Zondigheid handhaaft zichzelf d.m.v. intimidatie en detentie van burgers en buitenlanders. Men duwde zelfs recent schoolmeisjes terug in een brandende schoolgebouw, omdat ze hun hoofden niet hadden bedekt. Zij die het geluk hadden om opgepakt te worden in plaats van te sterven in de vuurzee, werden blootgesteld aan stokslagen, slaaponthouding en marteling. Volgens het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken: “Afstraffingen betekenden zweepslagen, amputatie, onthoofding, steniging of het vuurpeloton. De autoriteiten maakte 120 executies bekend (2000), dit was een verhoging van 100 in vergelijking met 1999.” De mannen werden geëxecuteerd d.m.v. onthoofding en de vrouwen d.m.v. het vuurpeloton. Er waren 27 amputaties in dat jaar, inclusief meervoudige amputaties, beschreven door Mohammed in de Koran (rechterhand en linkerbeen). Personen die werden veroordeeld van minder ernstige feiten, zoals alcoholgebruik of alleen zijn in het gezelschap van een dame, welke geen familie is, kregen stokslagen. Vrouwen zijn niet-burgers:

    “De getuigenis van een man is gelijk aan dat van twee vrouwen. Vrouwelijke partijen, die meedoen aan rechtsprocedures moet mannelijke familieleden het woord laten doen. Vrouwen spelen geen formele rol in de regering en de politiek en worden actief ontmoedigd om dit te doen. Veel vrouwen worden behandeld voor verwondingen die het resultaat zijn van echtelijk geweld. Vrouwen worden niet toegelaten in het ziekenhuis voor medische behandeling zonder de toestemming van een mannelijk familielid. Vanwege de wet is het niet toegestaan, dat vrouwen alleen binnenlandse of buitenlandse reizen ondernemen. In het openbaar wordt van een vrouw verwacht, dat ze een abaya (een stuk textiel dat haar hele lichaam bedekt) draagt en haar hoofd en gezicht bedekt. Overheidsfunctionarissen en -ministeries verbieden nog steeds geaccrediteerde vrouwelijke diplomaten in het land om officieel overleg mee te houden. Dochters ontvangen maar de helft van de erfenis van hun broers. Sommige vrouwen nemen deel in Al-Msyar (of ”korte dagelijkse visites“) huwelijken, waarin de vrouwen hun wettelijke rechten opgeven in ruil voor financiële ondersteuning en nachtelijk samenzijn. Van de man wordt niet vereist om zijn andere vrouwen te verwittigen van het huwelijk en hebben de voortkomende kinderen uit dit huwelijk geen enkel erfrecht. Vrouwen moeten aangeven op wettelijk gespecificeerde gronden waarom ze willen scheiden, mannen mogen scheiden zonder enige reden.”

    Bovendien mogen vrouwen geen auto's besturen en mogen ze niet worden begeleid, alleen in geval van een employee, man, of een naaste familielid. Vrouwen mogen zelfs niet in de voorste zitplaatsen zitten. Buitenlandse gescheiden vrouwen of weduwen worden er van weerhouden om hun kinderen te bezoeken, want deze zijn immers toegewezen aan de gescheiden echtgenoot of de familie van de overleden man. De status van vrouwen in de Islam is vergelijkbaar met de mensenrechten in Cuba. Theoretisch verorderneerd, ongelooflijk afschuwelijk in de praktijk en onbeleefd om dit aan te geven in “verlichte” westerse kringen. Ongeacht de tweedehandse apologeten en propaganda, verlenen de oorspronkelijke bronnen van de ware Islam, t.w. Koran en Hadith een buitengewoon gedetailleerd bewijs, dat Saoedi-Arabië zo dicht mogelijk staat bij een ware Islamitische staat en gemeenschap.

    De enige expanderende industrie in Saoedi-Arabië is die van Islamitsch extremisme. Sommige voorbeelden zijn verschrikkelijk: in 1966 klaagde de vice-president van de Islamitische universiteit in Medina, dat de Copernische theorie werd onderwezen op de universiteit van Riaad, waarop het sindsdien werd verboden.300 jaar nadat de christelijke theologen moesten erkennen, dat de aarde om de zon draaide, wordt de geocentrische theorie nog steeds aangehangen in de Saoedische leerinstellingen. De scheiding van de seksen op school geschied op negenjarige leeftijd, wat ook de leeftijd is voor meisjes om de sluier te dragen. De religieuze leiders zijn aan het uitbreiden. Vijf Saoedische Islamitische universiteiten produceren duidenden geestelijken, veel meer, dan werk vinden in de binnenlandse moskeeën. Veel daarvan vinden hun weg in het verspreiden van het Wahabisme zowel thuis als in het buitenland. De Saoedische koning blijft hun Imam. Hij en de Wahabi-religieuzen zien het als hun onwrikbare en heilige opdracht om de wereld te evangeliseren en met hun met westerse oliedollars verdiende winsten werden meer dan duizend moskeen in de VS gebouwd en nog eens duizenden in andere delen van de wereld. Onnodig te vertellen dat geen enkele kerk, laat staan synagoge kan worden gebouwd in Saoedi-Arabië. De vernietigers van de heilige plaatsen in Mekka en Medina in de jaren 20 zijn de spirituele en in sommige gevallen de letterlijke voorouders van de terroristische slachting op 11 september 2001.

    Saoedi Jihad gedoogd

    Als en wanneer de Ibn Saud dynastie in elkaar zakt, zal Bin Laden de regent worden van Saoedi-Arabie vanwege zijn populariteit. De duidelijke vraag voor de vrije wereld, en deze term is nu meer dan ooit toepasselijk dan gedurende de tijd van de Koude Oorlog, is niet “waarom een Saoedi een jihad bedrijft”. In een normale wereld zou over zo'n vraag zich niemand zorgen maken, behalve antropologen. Het is “hoe verdedigen we onszelf daartegen”.

    De meeste terroristen van 11 september 2001 waren Saoedi's, vrome moslims, die zichzelf als martelaren zagen om jihad te bedrijven en worden verafgod door miljoenen Saoedi's en andere moslims over de hele wereld. Alhoewel, interessant genoeg weigert de Saoedische samenleving te erkennen dat hun landgenoten de primaire daders waren. De gecontroleerde Saoedische krant Ukkaz en andere media hebben herhaaldelijk “sterke verdenkingen” over de betrokkenheid van “de joden” in het algemeen en de Israëlische Mossad in het bijzonder t.a.v. de aanslagen. Dit komt overeen met de sterke anti-semitische kijk van de leiders van het land. De Saoedische prins Mamdouh bin Abd Al-Aziz, president van het Soedische centrum voor strategische studies, schreef in het Londense blad Al-Hayat, dat de Protocollen waren gebaseerd op andere echte documenten.

    Het blijkt een misrekening te zijn van mondiale afmetingen, zoals westerse diplomaten nu zeggen. Als men terugkijkt om de oorsprong te analyseren van de 11 september aanslagen, beschrijven westerse functionarissen in Saoedi-Arabië, Europa en de VS een gelijk patroon. In land op land hebben Al-Qaeda netwerken zich genesteld, vaak met medeweten van lokale inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Maar in het zeldzame geval, dat de landen actie ondernamen tegen de terroristische dreiging, besloten ze om het als een lokale kwestie te behandelen i.p.v. een verweven mondiaal netwerk.

    Voor de aanslagen van Osama bin Laden tegen ‘de Grote Satan’, was Europa de basis, Saoedi-Arabië leverde de rekruten en het meeste geld. Nu de westerse wereld zich opmaakt voor meerdere aanslagen, is Saoedi-Arabië nog steeds in staat om van de cirkel een vierkant te maken door een zogenaamd alliantie te hebben met de VS, terwijl men een leidende rol heeft als promotor en financierder van Islamitische doelstellingen in de wereld. In dat geval zijn de vruchten van hun arbeid geen misrekening, maar een te verwachten en geaccepteerd risico.

    “De sluiter is opgelicht en het Amerikaanse volk kan een dubbelspel zien”, dit verklaarde Samuel Berger, de nationale veiligheidsadviseur van Bill Clinton, die aangaf dat het Saoedische regime repressief is t.a.v. de extremisten, die hun bedreigen, “maar meer dan tolerant m.b.t. de algemene extreem-Islamitische beweging in de regio”. De heer Berger refereerde aan de tienduizenden Saoedische mannen, die sinds 1979 vrome moslims zijn en een terroristen- en gevechtstraining hebben volbracht in het buitenland. Saoedi-Arabië heeft niet zo'n grote bevolking als hun andere moslimbroeders in Indonesië, Pakistan, Egype, Bangla Desh of Nigeria, maar de Jihadi-vrijwilligers zijn proportioneel overal in de meerderheid. Thuis plantte men een bom in Riaad, die vijf Amerikanen het leven kostte in november 1995. In juni 1996 bombardeerde men een luchtmachtbasis in Al Khobar, waar 19 Amerikanen de dood vonden. In het buitenland, van Tsjetsjenië tot aan Kosovo, van de Filippijnen tot aan Bosnië, is er een duidelijke aanwijzing m.b.t. de daden, zoals de rituele onthoofding van 26 Servische krijgsgevangenen getoond op videoband in de bergen van Bosnië. Bij de aanslag op de Amerikaanse ambassade in Nairobi was een van de daders een Saoedi en de zelfmoordaanslag op het Amerikaanse schip USS Cole in oktober 2000, werd gepland door een andere Saoedi Tafiq Al-Atash, die een been had verloren in Afghanistan.

    In alle Islamitische ‘liefdadigheidsinstellingen’, die de terroristen financierden, waren prominente leden van de Saoedische koninklijke familie vertegenwoordigd in de directie. Sinds 1992 heeft zo'n Saoedische liefdadigheidsinstelling, de Al Haramin Stichting, honderden miljoenen dollars gedistribueerd, die uiteindelijk in het bezit kwamen van extremisten. Tot aan oktober 2001 en het begin van de Amerikaanse campagne in Afghanistan deed Saoedi-Arabië niets om hun jonge mannen te verhinderen om deel te nemen aan die strijd.

    In tegenstelling tot de “goede oorlog” theorie, die haar oorsprong heeft in het christelijk (westers) denken, welke werd ontwikkeld tot een seculair concept en neergelegd in internationale wetten en codes, inclusief de Conventie van Geneve, is de jihad inherent religieus zowel als politiek, het Islamitisch denken geeft geen scheiding aan tussen deze twee. De ‘vreedzame’ manifestatie is een regeringsgesponsorde bouw van moskeeën en Islamitische centra over de gehele wereld, inclusief Amerika (en Nederland, red.). Een massaal migratieproces is nu aan de gang tezamen met een goed gefinancierd en gecoördineerd streven om de Islam te verspreiden d.m.v. geplande missionaire activiteiten. De beweegkracht daarachter is in Saoedi-Arabië en de brandstof die dit mogelijk maakt is olie. De moslim wereld liga werd gesticht in Mekka in 1962 en een decennium later werd de Islamitische conferentieorganisatie opgericht, met het hoofdkwartier in Jedda. Beide organisaties en een veelheid van ogenschijnlijke prive liefdadigheidsinstellingen worden rijkelijk beloond door de petrodollars afkomstig van de Saoedische regerende elite. Hun leden geven hulp aan landen, die bereid zijn om het Islamitische pad te volgen en bouwen moskeeën waar men dat kan.

    Olie, bloed en Allah

    Saoedi-Arabië is de bron van de meeste van de Al-Qaeda strijders en is financierder en morele supporter van de Islamitische agressie over de gehele wereld, maar is tevens de hoofdbron van olie, bovendien bezit de koninklijke cleptocratie grote delen van grote Amerikaanse bedrijven.

    John Voll een hoogleraar aan de universiteit van Georgetown, claimt dat “Wahabisme is het onderwerp van een gematigde en extreme tak”. Het argument is niet alleen bekend, het is identiek aan de claim, die voor decennia werd gedaan, door veel voorgangers van Prof. Vol, dat in Stalins Rusland, Mao's Peking, of Pol Pots Phnom Penh, er gematigden en extremen waren en als de regerende gematigden niet tevreden werden gesteld, dan zouden de zogenaamde haviken hun plaats innemen. In werkelijkheid verschillen de regeringsleiders in Saoedi-Arabië van hun vervreemde zoon in de Afghaanse grotten, of waar hij ook mocht zijn, in graad, maar in niet gedachtegoed. Hun antwoord op de afschuwelijke aanslag van 11 september illustreert dit. De reacties van de gehele moslimwereld zijn minder bezorgd om de aanslag, maar meer om de zogenaamde Islamofobie, die zich in het westen zou bevinden. De Saoedische religieuze leiders in het bijzonder hebben herhaaldelijk gesteld, dat extremisten de “Islamitische leer hebben verdraaid”, maar verder dan deze alom bekende verklaringen, dat de aanslagen “geen Islam” waren, is er niets anders dan stilte. Er is nooit een openbare afwijzing geweest van diegenen, zoals Hamoud Shuaebi, die de moslims opriep om oorlog te voeren tegen Amerikanen en heeft gewaarschuwd, dat “diegenen die de infidels helpen zelf infidels zijn.” De realiteit achter deze tweeslachtigheid is, dat de Saoedi's geen bezwaar hebben tegen terrorisme, tenzij natuurlijk het tegen hun regeringsleiders is.

    Elke terroristische daad tegen ongelovigen verhoogt het prestige en de aanhang van terroristische bewegingen in de moslimmenigte. De meeste westerse beleidsmakers zijn hiervan op de hoogte en soms geven ze dit indirect toe in het openbaar. Zij en hun tamme media stonden altijd klaar met excuses. De regeringsleiders van de Arabische staten weten, zelfs als ze zich niet persoonlijk identificeren met de terroristen, dat hun daden wijdverspreid worden ondersteund in hun eigen landen.

    De Taliban in Afghanistan en het Islamitisch terrorisme in Algerije en de staten van de voormalige Soviet Unie zijn gefinancierd, geholpen en ondersteund door Saoedi-Arabië. De westerse pers heeft helaas verzuimd om binnen de black box te kijken van de relatie tussen de VS en Saoedi-Arabië.

    Amerika en de rest van het westen moeten zich dringend vrijmaken van de noodzaak om de Saoedi's tevreden te stellen, inclusief het niet-bestaande en ongelijke ‘recht’ van deze regering om duidenden moskeeën en Islamitische “culturele centra” over de gehele wereld te financieren, die alleen maar haat en geweld prediken en tevens de logistiek geven voor verder Islamitisch terrorisme.

    Geleerde lessen

    Decennia van onderhandse en openlijke steun aan ‘gematigde’ Islamitische bewegingen, landen en regimes, wanneer dat bruikzaam werd gezien voor de westerse internationale politieke doelstellingen, vooral als er heel veel olie in het spel is, zijn een regelrechte morele en politieke ramp geweest. Egype, Saoedi-Arabië, Jordanië, Turkije, Pakistan, Marokko, de Golfstaten, Bosnië-Herzegovina, Nigeria, Indonesië en een aantal anderen zijn de lievelingen geworden van de Amerikaanse politiek. Deze staten werden gezien als tegenwicht tegen het ‘fundamentalisme’. Dit betekende niet alleen het negeren van de radicale activiteiten van deze zogenaamde ‘gematigde’ moslimstaten, zoals bijvoorbeeld de steun van Saoedi-Arabië en Pakistan aan het Taliban-regime in Afghanistan en de assistentie door vrijwel alle Islamitische staten aan het nauwelijks verhulde radicale regime in Sarajevo.

    De moslimwereld vandaag de dag heeft geen affectie voor en zeer weinig respect voor het westen in het algemeen en de VS in het bijzonder. Het was een lange tijd een bitter verdeelde wereld, waar individuele leiders met elkaar concurreerden met rijkdom, invloed en soms gebied. Dit was de reden, waarom de rijke Golfstaten klaar waren om bescherming van Amerikaanse en andere westerse machten te accepteren.

    Men moet ook begrijpen, dat het Saoedische regime zich bedient van leugens en geweld en dat geweldsbedreiging als legitieme methoden worden gezien om politieke einden te bewerkstelligen. Daarom moet het recente verleden van Islamitisch wanbeheer en ondeugd meer wijdverbreide informatie worden, het obstakel daartegen is de traditie van allianties, apologeten en toegeeflijkheid.

    9 augustus 2002

    Voor het oorspronkelijke Engelse artikel kan men op de volgende website terecht: www.chroniclesmagazine.org

    Een andere website die uitgebreid in gaat op de ware aard van de Islam is: http://main.faithfreedom.org

    Voor andere bronnen kan ik de volgende literatuur aanbevelen:

    American Jihad; Steven Emmerson, Free Press, Februari 2002

    Islam Unveiled, Robert Spencer, Encounter Books, Juli 2002

    The War against the Terror Masters, Michael Arthur Ledeen, St. Martin's Press, August 2002

    Mass Hate, Neil J. Kressel, Westview Press, Januari 2002

    Why I am not a Muslim, Ibn Warraq, Promotheus Books, Mei 1995

    Islam and Dhimmitude, Bat Yeor, Fairleigh Dickinson University Press, December 2001

    Jihad in the West, Paul Fregosi, Promotheus Books, Oktober 1998

    Nawoord

    Wat heeft dit voor gevolgen voor het Nederlandse beleid. Allereerst moet ik vaststellen, dat de Islam volledig haaks staat op het libertarisme, want een liberarier is iemand die zich verzet tegen alle vormen van onderdrukking, t.w. politiek, militair en religieus, verder heeft ieder individu onaantastbare natuurlijke vrijheden, dit zijn o.a.

    1. Vrijheid van geloof, maar ook vrijheid om van geloof te veranderen.

    2. Vrijheid van meningsuiting, ook als dat betekent de bestrijding van het politiek-correcte gedachtegoed, die dit soort debatten tracht te vermijden

    3. Vrijheid van beweging (vrije migratie)

    4. Vrijheid van keuze, dus ook de keuze om andere partners te kiezen buiten de groep

    Wat zouden de beleidsmaatregelen moeten zijn om dit te bereiken.

    1. Ieder persoon, die een ander bedreigt, moet daarvoor ter verantwoording worden geroepen en in geval van geweld gevangenisstraf en eventueel uitzetting naar het land van oorsprong (personae non grata).

    2. Iedere buitenlandse geestelijke, die oproept tot geweld moet worden uitgezet naar het land van oorsprong (personae non grata).

    3. Elk geschrift, dat oproept tot geweld moet in beslag worden genomen en de schrijver daarvan in hechtenis worden genomen en eventueel uitgewezen worden naar het land van oorsprong.

    4. Elke vorm van religieus of ander geweld tegen onschuldigen wordt niet getolereerd, maar wordt bestraft met gevangenisstraf en eventuele uitzetting naar het land van oorsprong.

    Albert Spits

  • ed

    leuk dit bericht maar wat heb dat nu met de toestand in nederland te maken

  • Wil

    En ja is al gebeurd een Utrechts kerk is al in de hens gestoken.Gelukkig viel zover ik weet de schade mee.

  • romke van dijk

    Ah jouw bron is het geheel onafhankelijke cidi. hahaha

    Weer een puik staaltje van objectieve informatie verschaffing.

    I rest my case.

  • Olaf van der Wijngaard | BMX Sport.nl

    ISLAM VREDELIEVEND

    ik moes echt zo hard lagen toen ik dit op t.v. hoorde.

    de vriendengroepen die hier in tilburg zijn willen zichzelf alleen maar bewijzen door onschuldige mensen te beroven in elkaar te slaan of wat dan ook ik weet zeker dat dat niet alleen hier is maar overal in nl en je moet toch toe geven 8 van de 10 “buitenlanders” is wel crimineel of heeft weleens iemand in elkaar geslagen of wat dan ook oke nederlanders doen het ook dat zeker ik zech ook niet nederlanders zijn vredelievend en wat ik ook niet begrijp is dat als zij in hun eigen land zijn neem als voorbeeld marroco (of hoe je het schrijft (dislectie)) mensen die daar op vakantie zijn geweest weten dat ze daar heel vriendelijk zijn enzo maar waarom zijn die mensen als ze hier in nl zijn ook niet zo mensen uit china zijn ook buitenlanders en die dan dat ook niet het is heel typies dat het allemaal uit zuid europa of noord afrika komen.