Het vrije woord
`Waarom mag je Mohammed een pedofiel noemen, maar Verdonk geen moordenaar?’
Dat stond op een spandoek in Amsterdam. Goeie vraag. Waarom eigenlijk? Mevrouw Verdonk heeft natuurlijk niet echt iemand vermoord en de profeet volgde alleen de mores van zijn tijd. Is het misschien érger een moordenaar te heten dan pedofiel? Of is het alleen maar erger om Mohammed te heten dan Rita?
Het spandoek werd weggehaald. De vraag erop was eigenlijk een antwoord, want er waren al andere spandoeken verwijderd, waarop stond ‘ Levend verbrand, Rita bedankt’, en ‘Rita moordenaar’. Daar was deze vraag dus de logische reactie op.
Wat mag je wel zeggen, en wat niet? En maakt het iets uit over wÃÂe je het zegt?
Het beleid van minister Verdonk onmenselijk noemen, mag nÃÂet. Dat ondervond kamerlid Klaas de Vries, die gekapitteld werd toen hij dat woord gebruikte. Maar hoe moet je het dán noemen als vluchtelingen zonder hun verhaal te kunnen doen worden opgesloten in hokken van karton, waar bovendien voor alle zekerheid nog het brandalarm wordt uitgeschakeld door personeel dat niet voor elk prullenbakfikkie zijn potje klaverjas wil onderbreken? Is dat humaan?
Veel medeburgers vinden het onmenselijk om een hond uit de auto te zetten en aan zijn lot over te laten. Maar wij hebben nu eenmaal meer medelijden met honden dan met negers, moslims en andere soepjurken. Geert Wilders vindt de burqa een onmenselijk kledingstuk. Kennelijk mag je het woord wél gebruiken als je er een hele bevolkingsgroep mee treft.
Media en opiniepeilers kennen nog maar één vraag: durft u nog te zeggen wat u vindt? Nooit gaat die vraag gepaard met nieuwsgierigheid naar wát ik dan denk.
Als ik ‘nee’ antwoord: nee, ik durf niet meer voor mijn mening uit te komen, wordt aangenomen dat ik zwicht voor horden rabiate geitenneukers die explosieven onder hun soepjurken verstoppen om mij en mijn onkreukbare normen aan te vallen. Dus vul ik dan in arrenmoede maar in dat ik, ja, nog durf te zeggen wat ik denk.
Maar dat is eigenlijk niet zo. In bepaalde gezelschappen, de intellectuele kringen waar Theo van Gogh wordt verheerlijkt als een kampioen van het vrije woord, een held van dezelfde bovenste plank als Salman Rushdie en Ayaan Hirsi Ali, in die kringen trek ik mijn ‘t-is-toch-wat-gezicht - hetzelfde gezicht dat ik zet als de buurvrouw het over de dure euro heeft - en houd mijn mond. Want zeggen dat de meeste moslima’s toch echt hun clitoris mogen houden, durf ik niet meer. Zeggen dat de meeste moslims, in plaats van hun riem te trekken, liever braaf doen wat het vrouwtje zegt, omdat ze anders weer zo droefelijk terecht moeten bij een Colombiaans raamhoertje, dat kan niet meer.
Het vreemdelingenbeleid van Verdonk is flagrant in strijd met met de rechten van het kind en nog een stuk of wat in Genève als beschaafd-liberaal geboekstaafde normen. En in strijd met de Bijbel - nou is Verdonk zelf daar misschien niet zo van, maar haar baas des te meer.
Toen er veertien doden vielen bij de brand in Volendam was het hele land vier minuten stil. Overlevenden van de even helse brand op Schiphol hadden een week later nog geen schone kleren gekregen, of een dokter op bezoek om te vragen hoe het met hen ging. Mag ik dan zeggen dat onze regering niet kijkt op een paar dode negers en moslims?
Ik ben bang van niet.
Hoe vrij ÃÂs ons woord eigenlijk? Een test.
Minister Rita Verdonk van Vreemdelingenbeleid en Integratie is weliswaar boerenslim, maar niet intelligent. Vastberaden in haar voornemen de voormalige LPF-stemmers te paaien, bijt ze zich vast in haar eens gekozen en nu onwrikbare aanpak, doof voor de pleidooien van bisschoppen en burgemeesters, die hun buurkinderen ten prooi zien aan angst en stress. Meedogenloos op het demonische af.
Met die koppigheid bewijst ze bovendien haar volkomen gemis aan intelligentie. Want met haar ferme aannemerstoon wint ze weliswaar aanhang in de laagste echelons van de bevolking, maar zaait ze een haat waar de jihad jaloers op zou zijn. Haar demagogische versimpelingen zijn spelen met vuur. Kijk naar wat er nu in Frankrijk aan opgekropte frustraties is losgebarsten. Een gevaar voor de samenleving.
In haar terechte, maar even blinde angst om voor nazi uitgemaakt te worden, verzuimt ze naar de geschiedenis te kijken. Armoede en uitsluiting vormen de vruchtbaarste voedingsbodem voor revolutie en rassenhaat, voor staatsterreur en onvrijheid. Ze weet zich gesteund door juntaleden Donner en Remkes - oeps, junta, mag dat woord wel? Ach ja natuurlijk, sinds de Von Amsbergjes geparenteerd zijn aan de Zorreguietaatjes is junta geen vies woord meer. Hoe dan ook, in haar angst dat het badwater vies is, gooit Verdonk het kind met een fikse zwaai weg. Een smet op de rechtsstaat.
Koud twee weken na de brand - voor mensen die toch al in de kreukels liggen ook zo’n lekker happie niet - kondigt minister Verdonk met bevroren stem aan dat ze de overlevenden gaat uitzetten. Zonder enige empathie. Je zal er maar mee getrouwd zijn.
‘t Is dat dit zo'n vergeten hoekje van het web is, waar de AIVD zo gauw niet aan denkt. Anders kon ik rekenen op een telefoontap, controle van mijn internetgedrag, een dagvaarding wegens laster subsidiair demonisering. Alles in naam van de vrijheid natuurlijk, die heilige vrijheid, die alleen voor diegenen geldt die het regime naar de mond praten.
Lydia Rood