Welkom op het forum van startpagina!

Dit forum staat op alleen-lezen. Je kan hier informatie zoeken en oude berichten terugvinden, maar geen nieuwe berichten plaatsen.

Naar overzicht van alle forums

intressant stuk.....

  • Teyco

    `Joden maken de dienst uit in Nederland'

    Geschreven door: Hans Moll en Hella Rottenberg

    Het antisemitische wereldbeeld van Marokkaanse jongeren

    De Dodenherdenking in Amsterdam werd dit jaar verstoord door een aantal incidenten met Marokkaanse jongeren. Gaat het om een uit de hand gelopen grap van pubers of is sprake van een voedingsbodem van antisemitisme? `Als je volledig uitgespuugd wordt, groeit er wrok.'

    Het gebeurde anderhalve maand geleden, op vier mei even voor achten ‘s avonds. Terwijl op de Baarsjesweg in Amsterdam-West veertig mensen bij een wit kruis wachtten tot het acht uur werd, verzamelde zich verderop een groepje straatjochies. `Joden moeten we doden’, riepen ze van een afstandje. D66-raadslid Michel Rog liep geschokt op ze af met de vraag of ze daarmee konden ophouden. Maar de jongens zeiden dat hij zich er niet mee moest bemoeien, hij was hun vader toch niet?

    De Dodenherdenking - of jodenherdenking zoals sommigen de plechtigheid noemen -was verstoord. Net als op andere plekken in Amsterdam. In Osdorp werd een Nederlandse vlag die halfstok hing in stukken gescheurd. Op het Sierplein in Slotervaart voetbalden jongetjes na afloop van de plechtigheid met bloemenkransen. In het stadsdeel Zeeburg zwaaide een Marokkaanse veertiger met een Palestijnse vlag. En bij het homo-monument in het water voor de Westerkerk racete precies om acht uur een motorbootje met veel herrie langs de herdenkingsplaats.

    Nederland voelde zich op zijn ziel getrapt. De Amsterdamse burgemeester Job Cohen wees in het televisieprogramma Rondom Tien op de verantwoordelijkheid van leraren die hun leerlingen niet meer bijbrengen wat 4 mei betekent. ,,Maak volstrekt duidelijk waarom we herdenken'' liet hij zijn gehoor van merendeels vmbo-leraren weten. En tegenover dagblad Trouw verzekerde hij een week na de incidenten dat de politie ,,druk bezig'' was de jongens op te sporen.

    Anderhalve maand later blijkt dat het onderzoek niets heeft opgeleverd. Er zijn geen aanhoudingen verricht, vertelt een politiewoordvoerster. Wel werd een Marokkaanse jongen verhoord die op de Baarsjesweg in de kraag was gegrepen door raadslid Rog. Hoewel velen getuige waren van zijn anti-joodse leuzen, blijft vervolging uit; de jongen ontkent en is als 11-jarige te jong om te worden vervolgd.

    Zijn dit uit de hand gelopen grappen van puberjochies die willen shockeren? Zijn de jongens op zoek naar een slachtofferrol waaraan ze een identiteit kunnen ontlenen? Of koesteren zij echt haatgevoelens, tegen Nederland en tegen joden? Zijn het incidenten of komen ze voort uit een nog onopgemerkte voedingsbodem van antisemitisme onder de Marokkaanse jeugd?

    Harde feiten ontbreken, onderzoek is niet gedaan. Maar gesprekken met betrokkenen die op school en in hun vrije tijd met zulke uitingen te maken hebben maken duidelijk dat het onderwerp uiterst actueel is.

    Aankomend lerares islam Anissa Assa (23) is bezorgd. Als ze met laagopgeleide Marokkaanse jongens praat, schrikt ze van hun wereldbeeld. ,,Ze denken dat joden de dienst uitmaken, moslims goed zijn en niet-moslims slecht zijn.''

    Trudy Coenen, lerares Nederlands op het montessori-vmbo in Amsterdam, is somber: ,,Met de kreet `alle joden moeten dood' creëren de jongens een stemming. Laatst vond een leraar een mes in de tas van een leerling. Ach meester, zei de eigenaar, maak je niet druk, dat mes is voor joden.''

    Informaticastudent Karim Azaouagh (24), die de website Maroc.nl beheert, ziet de incidenten op 4 mei hooguit als een uiting van frustratie. ,,Ik vind het verwerpelijk wat die jongens hebben gedaan, maar de aandacht ervoor vind ik overdreven. Als je je volledig uitgespuugd voelt, groeit er wrok en dan schop je tegen het zere been. Alles wat met joden te maken heeft wordt breed uitgemeten. Als je de volgende dag Het Journaal wil halen, moet je zoiets doen.Het is spannend, uitdagend.''

    Maar lerares Margot Israëls (55) uit Amersfoort blijft hoopvol. Zij is van joodse komaf en benadrukt dat ze nog nooit vijandig is bejegend door islamitische leerlingen. Je kunt alleen lesgeven over de Tweede Wereldoorlog en 4 mei, waarschuwt ze, als leraren ook belangstelling tonen voor de leefwereld van hun leerlingen. ,,Als je jonge mensen niet eerst hun eigen gevoelens laat uiten, en daar begrip voor toont, dan gaat het wrikken.''

    Alle vier stellen ze zich dezelfde vragen, maar hun antwoorden staan haaks op elkaar. En opmerkelijk: de antwoorden lopen niet langs de voorspelbare lijn van Marokkanen, die hun zonen verdedigen, joden die in iedere Arabier een bedreiging zien en Nederlanders die zich daar tussenin bewegen. Er zijn Marokkaanse Nederlanders die zich ongerust maken over de schematische en primitieve denkwereld van jongeren en vinden dat er hoognodig iets aan moet worden gedaan. Er zijn Marokkaanse Nederlanders die de incidenten wegwuiven als onbelangrijk. En ook de leraren reageren verschillend, al schuift geen van hen het onderwerp achteloos ter zijde. Sommige docenten beschouwen dit als het zoveelste bewijs dat de leefwereld van hun scholieren hun ontglipt, anderen ontdekken dat er met een open discussie nog een wereld te winnen is.

    In oktober zal de Anne Frank Stichting er een seminar over organiseren voor docenten. Al ruim voor 4 mei ontving de stichting signalen dat scholen niet wisten hoe zij de massamoord op joden in de Tweede Wereldoorlog in een klas met islamitische leerlingen aan de orde moesten stellen. Leraren op lagere en middelbare scholen in grote steden, en dan met name in het vmbo, nemen waar dat veel Marokkaanse jongeren geen onderscheid maken tussen Israëliërs en joden en dat zij zich inmiddels zo sterk zijn gaan identificeren met hun `broeders', Palestijnen, dat zij `joden' als vijanden beschouwen. Zij komen bij hun leerlingen opvattingen tegen waaruit een wantrouwend wereldbeeld spreekt, waarin joden de media manipuleren en de maatschappij opzetten tegen Palestijnen en moslims in het algemeen.

    Dat ervaart onder anderen Jacob Eikelboom, leraar Nederlands op het Calvijn College in Amsterdam-West, een vmbo-school met 350 leerlingen. Hij is 30 jaar en werkt sinds vier jaar met leerlingen van wie zestig procent van Marokkaanse afkomst is, twintig procent een Turkse achtergrond heeft en twintig procent Surinaams of Antilliaans is (dit jaar zijn drie scholieren witte Nederlanders). Op 12 september 2001 werd hij zich plotsklaps bewust dat hij in een volkomen andere leef- en denkwereld verkeerde als zijn eigen leerlingen. Het was een dag na de aanslagen in de Verenigde Staten, zijn klassen stroomden vol met bijzonder vrolijke vijftien- en zestienjarigen. Eikelboom was geschokt en schreef een brief naar Het Parool: ,,Na de schok van wat extremisme teweeg heeft gebracht, kreeg ik te maken met de schok van het extremisme binnen mijn eigen school. Een meerderheid van de leerlingen stond achter deze aanslag!'' De brief werd aanvankelijk op school gezien als verraad, maar had uiteindelijk een positief effect. Eikelboom nu: ,,Er bleek een diepe kloof te bestaan tussen het wereldbeeld van de leraren en dat van de kinderen. We konden er over gaan praten.''

    Maar helpt dat, praten?

    Nee, zegt Trudy Coenen die op de montessorischool met 1.200 leerlingen in Amsterdam-Oost Nederlands geeft aan vmbo-leerlingen. Tegen de opvattingen van haar leerlingen weet ze geen argumenten meer in te brengen die voldoende overtuigingskracht hebben. Of het nu gaat om Israël of dagelijkse dingen als make-up, de antiwesterse houding zit diep en wordt dagelijks gevoed door de schotelantenne, antiwesterse ouders en imams. Praten, overtuigen, uitleggen wat bijvoorbeeld 4 mei betekent, Koenen beschouwt het als onbegonnen werk. ,,Ik zit al twintig jaar in het onderwijs. Dacht je nou echt dat de school die ideeën kan veranderen?''

    Naar aanleiding van een jaar na `elf september' hield ook de montessorischool van Coenen afgelopen september een herdenking voor de slachtoffers. De pers was niet welkom, want de schoolleiding verwachtte dat leerlingen van islamitischen huize uit stoerigheid vreselijke dingen gingen roepen. En inderdaad: pal voor het schoolgebouw schrokken scholieren er niet voor terug hun mening te geven. Waarom moesten zij die Amerikanen herdenken? Nederlanders vroegen toch ook geen aandacht voor de duizenden vermoorde Palestijnen? Enkele scholieren gaven blijk van leedvermaak en riepen dat het nu 1-1 stond.

    Een mannelijke collega van Coenen op een andere school bevestigt desgevraagd dat de stemming onder het merendeel van zijn islamitische leerlingen anti-joods en antiwesters is ,,en dan spreken we over kinderen van de derde generatie''. Hun wereldbeeld is simpel: ,,Het westen steunt de joden, en joden en homo's moeten dood.'' Zijn leerlingen baseren zich volgens hem op ,,de haatzenders uit het Midden-Oosten''. De boodschap die ze krijgen is: de joden beheersen de wapenindustrie en willen de islam vernietigen. Toch kan hij nog iedere keer weer verbaasd staan over wat hij hoort. ,,Laatst beweerde een meisje van zestien dat die zes miljoen joden bedacht waren om Israël te stichten. Dat had ze gehoord op koranles.'' De man wil onder geen beding met zijn naam in de krant, laat staan dat hij wil dat bekend wordt dat hij joods is. ,,Als ze dat weten, zullen ze meteen concluderen dat ik niet onbevooroordeeld naar Israël kan kijken. Ik geef maatschappijleer.''

    Sukkels

    Docent Nederlands Jacob Eikelboom op het Calvijn College ziet daarin juist een mooie taak voor het onderwijs. Zijn leerlingen wonen in een omgeving waar ze nauwelijks met autochtone Nederlanders spreken. De leraren op school zijn de enige witten met wie ze meer dan oppervlakkig contact hebben. ,,Er wordt vaak gezegd: de scholen moeten het weer opknappen als er maatschappelijke problemen zijn. Maar ik vind dat je niet moet mopperen. Je moet de kansen in het onderwijs benutten. Je hebt als leraar een goede band met de kinderen.''

    Neem nou zo'n 4-meiverstoring. Een ervan vond plaats in Osdorp, vlakbij het Calvijn College, waar met kransen werd gevoetbald. Toen Eikelboom er in de les over begon aan de hand van een berichtje uit Spits, vonden zijn leerlingen eerst dat zij weer op de korrel werden genomen. `Wij weer. Zie je wel.' Maar toen hij er met de klas over doorpraatte, kwalificeerden ze het als stom gedrag van een paar sukkels.

    Daarom concludeert Eikelboom: die verstoringen zijn excessen, heel erg af te keuren, maar niet zorgwekkend voor de groep als zodanig. Degenen die zich er schuldig aan maken behoren tot de groep die altijd overlast veroorzaakt, kleine diefstallen pleegt en provoceert. Het zijn jongens, zo plaatst Eikelboom het gedrag, die hun eigen minderwaarheidsgevoel afreageren door te trappen naar mensen die ze als nog lager beschouwen: homo's, zwervers en joden. ,,Ik heb er zo eentje in de hoogste klas. Hij is al eens geschorst van school. Toen ik iets vertelde over de holocaust riep hij `lekker voor ze' en keek me uitdagend aan. Het is het niveau van `lachen, man'.''

    En onderschat niet hoe moeilijk de Tweede Wereldoorlog voor zijn leerlingen te bevatten is, zegt Eikelboom: van omvang en tijd hebben ze geen flauw benul. Zo denken ze dat de dertigjarige Eikelboom de oorlog heeft meegemaakt. Hitler was de baas van een kamp en daar zaten Anne Frank en nog een paar duizend joden en die werden vermoord.

    Terwijl een collega van Eikelboom die in de onderbouw les geeft met zijn klas geen excursie naar het Anne Frank Huis durfde te maken, benauwd dat de scholieren zich zouden misdragen, besloot Eikelboom onlangs wel te gaan met 22 van zijn leerlingen. ,,Het ging hartstikke goed. Ze waren nieuwsgierig en heel gretig.'' In de klas had hij eerst Kinderjaren van Jona Oberski met ze gelezen, waarin kampervaringen door de ogen van een kind worden beschreven. Ze hadden zelf op internet iets opgezocht over Anne Frank. En ten slotte had hij een filmfragment getoond van Schindler's List. Na afloop kwamen twee jochies naar hem toe en zeiden dat ze het jammer vonden dat de tweeduizend joden die Schindler had gered niet ook dood waren.

    Hoezo, had Eikelboom gevraagd.

    Dan hadden we nu vrede gehad in de wereld, luidde hun verklaring. Want die joden, dat zijn toch die mensen die nu de Palestijnen doodmaken? Toen legde hij uit dat de joden van Schindler niet de Israëliërs waren en niets met het Midden-Oostenconflict te maken hebben. O, o, dat wisten ze niet.

    Eikelboom: ,,Je kunt het heel schokkend vinden wat ze zeggen en dat is het ook. Maar bij mij mogen ze alles zeggen. Binnen school moet er vrijheid zijn en een veilige sfeer, dan kun je horen wat hun ideeën zijn en kun je er iets anders tegenover stellen.''

    Het Midden-Oostenconflict, zo merkt Eikelboom, is heel belangrijk voor zijn leerlingen, met name voor de Marokkaanse. ,,Ze weten haast niets over Palestijnen, maar toch zijn ze er de hele tijd mee bezig. Als je ze vraagt om Israël en de buurlanden aan te wijzen, kunnen ze dat niet.'' Ze laten Eikelboom op internet foto's zien van doodgeschoten kinderen en platgewalste huizen. Kijk dan, meester, kijk dan wat er gebeurt! Ze zijn te jong om zich te herinneren dat Arafat ooit op het grasveld voor het Witte Huis de hand gedrukt heeft van de Israëlische premier Rabin en samen met hem wegens de Oslo-akkoorden de Nobelprijs voor de Vrede ontving.

    Eikelboom verklaart die politieke betrokkenheid van de scholieren uit een zoeken naar identiteit. ,,Ze zijn volledig verwesterst, maar niet geaccepteerd. Aan de Palestijnen kunnen ze zich spiegelen en zich optrekken. Een onderdrukt volk dat zich verzet. Onderscheid tussen joden en Israëliërs maken ze niet. Iedereen die de Palestijnen kwaad doet is een slecht mens.'' De leerlingen gaan er voetstoots van uit dat meester Eikelboom een aanhanger van Israël is. ,,U kijkt toch naar de corrupte media'', zeggen ze tegen hem, ,,naar het Journaal?''

    Terroristen

    Terwijl de anoniem blijvende leraar maatschappijleer de confrontatie met zijn klas mijdt, treedt Margot Israëls (55) haar leerlingen met open vizier tegemoet. Als het te pas komt, vermeldt ze altijd haar joodse achtergrond.

    Aan ROC De Amerlanden in Amersfoort geeft ze maatschappijleer en levensbeschouwing, tegenwoordig voornamelijk aan volwassenen die een opleiding volgen voor sociaal-pedagogisch werker, tot twee jaar geleden ook op de dagopleiding, waar ze in haar klassen moslim-meisjes en jongens van 16 tot 19 jaar had. Toen ze les moest geven over de islam weigerden drie jongens haar lessen bij te wonen. ,,Wat? Iemand die Israëls heet en ons gaat vertellen over de islam?'' Dat verdomden ze. De lerares zocht de weigeraars op en vroeg ze op de man af waarom ze niet wilden luisteren. ,,Hoe weet je nou wat ik denk?'', daagde ze hen uit en na enig heen en weer gepraat kwamen ze over de drempel. ,,Ik heb nog nooit iets vijandigs meegemaakt. Het is maar hoe je mensen benadert. Gelijkwaardig, met respect en inlevingsvermogen. Als je geen tijd besteedt aan Pim Fortuyn en 11 september, dan kán je niet aankomen met 4 mei.'' Ze vraagt zich hardop af of er wel sprake is van de opkomst van een nieuw antisemitisme. Wat zij zich herinnert van haar eigen naoorlogse jeugd in Amsterdam West doet haar denken aan de pesterijen van tegenwoordig. ,,Als ik in de jaren vijftig op donderdagmiddag naar joodse les ging en we stonden te wachten met een clubje joodse kinderen, dan werden we uitgejouwd door buurtgenootjes.''

    Israëls zoekt in haar lessen naar overeenkomsten en herkenning. Zo vertelt ze dat ze uit een behoudend joods milieu stamt en dat ze ineens niet meer in god geloofde. De reactie volgt meteen. Hoe vonden je ouders dat? En dan stelt Israëls de wedervraag hoe hun ouders dat zouden vinden. Hoe staat u tegenover de politiek van Israël, was al gauw een vraag die haar gesteld werd. Ik vind dat foute boel, antwoordde Israëls, ik ben het helemaal niet eens met de politiek van die regering. Daaraan haakte ze de opmerking vast hoe erg ze het vindt dat voor veel Marokkaanse jongeren Israëliërs hetzelfde zijn als joden, waardoor zij vaak wordt aangekeken op wat Israël doet. ,,Wat heb ik met die politiek van Israël te maken? Ik kan niet stemmen.'' Onmiddellijk stond een meisje op, in een zwart gewaad gehuld, en zei verrast: ,,Maar dan zitten wij in hetzelfde schuitje. Wij zijn wel moslims, maar geen terroristen. Wij moeten met elkaar praten.''

    Gewoon een mens

    Precies het slaan van een brug tussen twee werelden motiveert Anissa Assa (23) om de opleiding voor islam-leraar te doen aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze wil Marokkaanse jongens die spijbelen en een neiging tot crimineel gedrag vertonen op het rechte pad brengen. Assa: ,,Die jongens zeggen dat de islam heel belangrijk voor ze is, maar ze weten er niets van. Ze vasten één keer per jaar, ze eten geen varkensvlees, ze drinken zogenaamd geen alcohol. Het is niet serieus. Ze gebruiken de islam als excuus om dingen fout te doen. Eigenlijk misbruiken ze de islam om zich af te zetten tegen ongelovigen.''

    Zelf groeide Assa op in Zwolle te midden van autochtone Nederlanders. Toen ze klein was, was ze daar ,,gewoon Anissa en een mens. Ik at geen varkensvlees, dat was het enige verschil.'' Maar toen ze ouder werd, zeiden mensen steeds vaker `jij bent Marokkaans, jij bent anders'. Drie jaar geleden is ze zich gaan verdiepen in de islam en nu draagt ze een hoofddoek en een lange jurk. In Amsterdam, waar ze studeert, gaat ze vooral om met haar islamitische studiegenoten. In Zwolle onderhoudt ze nog contact met haar christelijke en ongelovige vriendinnen.

    De jongens over wie ze het heeft, vriendjes van haar broer en broers van haar vriendinnen, hebben geen vertrouwen in zichzelf of in de toekomst. Hun wereldbeeld, veelal van huis uit meegekregen, is volgens haar beperkt en schematisch. Moslims zijn daarin goed, niet-moslims slecht en joden maken in Nederland de dienst uit. Ze zien wat er gebeurt als één groot complot. ,,Als ik vraag wat dat complot dan inhoudt en waarvoor het is, dan krijg ik geen antwoord. Dan moet ik maar beter opletten, zeggen ze.''

    Assa vindt de instelling van jonge, laagopgeleide Marokkanen zorgwekkend. Als zij vertelt dat ze aardig wordt bejegend op haar werk, een bijbaantje, en dat men er geen punt van maakt dat ze een hoofddoek draagt en bidt, geloven ze haar niet of noemen haar ervaring een grote uitzondering. ,,Ze zijn ervan overtuigd dat ze mislukken buiten hun schuld. Schoppen tegen iedereen aan die niet moslim is.'' En dat is geen islam, zegt ze. ,,Ik wil ze bijbrengen dat ze de islam moeten loslaten of goed moeten gebruiken.'' Ze gelooft dat ze iets aan de mentaliteit van moslim-jongens kan veranderen.

    Die verwachting werd versterkt door de stage die ze eerder dit jaar liep op het ROC in Amersfoort, de school waar Margot Israëls werkt. Op de laatste dag was er een leerlinge op haar afgestapt, die haar het compliment maakte dat ze door haar lessen een veel positiever beeld van de islam had gekregen. Anissa Assa: ,,Als ik het beeld over moslims bij niet-moslims kan veranderen, dan kan ik ook iets doen aan het beeld van niet-moslims bij moslims.''

  • loe

    Prima stuk. Jammer dat er maar weinig mensen zijn die dit zullen lezen. Het sluit naadloos aan op hetgeen ik eerder heb bericht over de taak (een van de taken natuurlijk, maar wel een zeer actuele en historisch bepalende) van een moskee bestuur: stel een programma op en ga daarmee aan de slag. Zie het als een soort taakstelling met verantwoordelijkheden, machtigingen en ook controlemiddel!!!

  • Excalibur

    Mooi stuk Teyco,

    Het is van belang dat we als mensen met elkaar blijven zoeken naar oplossingen. Ik denk dat alleen kan met elkaar en zonder vooroordelen over elkaars opvattingen en meningen. De beste ontnuchtering is je te verdiepen in de ander. Elkaars problemen en dagelijkse zaken. Respect kweken voor elkaar. Dat kan alleen door elkaar te leren kennen en dus in geprek te blijven. Soms schrik ik van de negatieve spiralen en weet ik het ook niet meer, maar door groepen (Joden, kaaskoppen, Marokkanen, Turken) te stigmatiseren en te wijzen komen we er zeker niet.

    Mijn motto: Samen de schouders eronder!

    Gegroet.