Theo van Gogh
Allah weet het beter
Ik belichaam van alles wat men niet behoort te wezen, zoals daar zijn: politiek incorrect, blank, werkend voor een commercieel tv-station, dik, autochtoon, seksistisch en vooral niet overtuigd van de zegeningen van de veel bejubelde ‘multiculturele samenleving’.
Theo van Gogh plaatst zichzelf met deze veelzeggende bekentenis als vreemdeling in eigen land. Theo de Einzelgänger, het onbegrepen intellect, de hardnekkige hondenpoep die blijft vastplakken aan het profiel van je schoenzool.
Allah weet het beter is een bundel van zijn literaire stukjes, met hier en daar een aanval op het koningshuis, profeet Mohammed (alsmede de islam) en natuurlijk PvdA troetelallochtoon Fatima Elatik. Nadat hij de goddelijke kale citeert, ‘het is tijd voor een koude oorlog tegen de islam’, volgt er een bejubeling van relnicht Pim. Theo speelt het hier commercieel slim, optimaal gebruik makend van de onderbuikgevoelens van het Nederlandse klootjesvolk, de onderbuikgevoelens die menig Hollander regelmatig naar het toilet doen sprinten.
Artikel 1 van de Grondwet luidt grofweg: ‘gij zult niet discrimineren.’ Het staat tegenover het ‘recht van spreken’, dat ook grondwettelijk wordt beschermd. Nu is de vraag: in hoeverre kan ik mijn bek opendoen zonder voor racist uitgemaakt te worden? Theo denkt het er zijne van. Vrije meningsuiting moet in de breedste zin des woords uitgevoerd kunnen worden, inclusief het recht om te discrimineren. Theo wil de vrijheid hebben om profeet Mohammed (vzmh) een geitenneuker uit Mekka te noemen, zonder daarbij de gevoelens van meer dan een miljoen in Nederland woonachtige moslims in acht te nemen. Theo speelt hierbij hardball, maar ik schaar me op dat punt volledig achter hem. Een mening blijft een mening, uitgesproken of niet.
Er is één belangrijk punt waarop Theo en ik niet door één deur kunnen, en dan niet alleen door zijn lichamelijke omvang. Het betreft het selectief gebruiken en verzwijgen van informatie. Hoe Theo de manipulator precies te werk gaat, is een uitdaging voor de kritische lezer, maar dat zijn verhaal hier en daar flinke schietgaten laat zien, is zeker.
Theo maakt een aantal journalistieke (al dan niet opzettelijke) misstappen die hij schaamteloos onder het muffe kleed van ‘vrijheid van de columnist’ veegt. Maar dankzij zijn taalkundige vindingen en zijn vernuft anderen woordelijk uit te kleden, is het boek te vergelijken met een pakje Noodles, héél goed te eten! Het beschaafde vrije westen (lees: dappere Theo) is de oorlog der ideeën aan het verliezen, en het bestaan van de islam verklaart hij als volgt: geen Athene zonder Sparta, geen Rome zonder barbaren. Daar wil ik in alle bescheidenheid nog iets aan toevoegen: geen Mekka zonder Theo.
Hakim Chouaati